te zijn, ofschoon de weg zeer slecht is. Ik moest positief
den geheelen weg te voet afleggen en ben toch nog op het afgesproken
uur gekomen. Constantin Dimitritsch." wendde hij zich tot Lewin en
beproefde ook diens hand te vangen, "ik heb de eer...." Maar Lewin
deed, alsof hij de uitgestoken hand niet bemerkte en nam de houtsnippen
uit de weitasch.
"Heeft het u behaagd u met de jacht te verlustigen! Hoe heet die
vogel toch?" vroeg Rjaebinin en zag met verachtelijken blik naar
de snippen. "Zullen zeker wel goed smaken?" en daarbij schudde hij
afkeurend met het hoofd, als betwijfelde hij het, of het de moeite
en kosten waard was zulk gevogelte eetbaar te maken.
"Ga in mijn kabinet," zeide Lewin stroef, "daar kunt gij alles
bespreken."
"Zeer goed, zooals u beveelt," antwoordde Rjaebinin.
Bij het binnentreden van het kabinet zag hij om zich heen, alsof hij
het kruisbeeld zocht, doch bekruiste zich niet, toen hij het gevonden
had. Hij zag met denzelfden minachtenden blik, dien hij op de snippen
geworpen had, naar de planken en kasten vol boeken en schudde weer
afkeurend het hoofd; nu gaf hij echter reeds in het geheel niet meer
toe, dat dit bezit de kosten waard was.
"Welnu? brengt gij het geld?" vroeg Oblonsky. Neem plaats."
"Aan geld ontbreekt het niet. Om u te zien en met u te spreken ben
ik gekomen."
"Waarover wilt gij dan spreken?" Neem toch plaats."
"Dat kan ik wel doen," antwoordde Rjaebinin en nam plaats.
"U moet er nog wat af doen, vorst. Het is ongehoord. Het geld ligt
al tot de laatste kopeke gereed. Aan het geld ligt het dus niet."
Lewin, die inmiddels zijn buks in de kast gehangen had, wilde de kamer
weer verlaten, maar toen hij deze woorden van den handelaar hoorde,
bleef hij staan.
"Hij is ongelukkig te laat bij mij gekomen, anders had ik den prijs
bepaald," zeide hij.
Rjaebinin stond op en nam Lewin zwijgend en met een spottend lachje
van het hoofd tot de voeten op.
"Constantin Dimitritsch is zeer gierig," zeide hij tot Stipan
Arkadiewitsch. "Men kan definitief niets van hem koopen. Ik heb tarwe
van hem gekocht, maar een prachtig stuk geld er voor moeten betalen."
"Waarom zou ik ze ook voor niets geven? Ik heb ze ook niet op straat
gevonden of gestolen."
"God beware ons. In den tegenwoordigen tijd is het stelen positief
onmogelijk, er zijn tegenwoordig definitief overal gerechten van
gezworenen. Alles is heel voornaam ingericht, van stelen is geen
sprake meer. Maar zooals ik
|