t een bevende stem gedaan had, dezelfde
bleekheid en ontroering vertoond, welke mij in de kerk des morgens
getroffen hadden. Ik besefte nu, waarom het tafereel, door den Predikant
gemaald, zulk een indruk op hem gemaakt had.
"Helding zal, indien dit alles waar is, van u althans niets willes
aanvaarden," hernam ik, zelf niet wetende, wat te zeggen.
"Dat behoeft ook niet, Helding weet niet, mag niet weten, van wien dit
komt. Nog eens, wat ik u bidden mag, bezorg dit aan den goeden man."
"Hebt gij geen andere gelegenheid?" vroeg ik, eenigszins bedremmeld;
want ik hoorde het gezelschap, dat door de gang kwam en de stoep aftrad.
"Ik heb," antwoordde hij, "onder mijn kennissen geen eerlijke lieden
genoeg, om hun zulk een boodschap op te dragen:--hier ligt het geld: ik
neem het niet weer op: gij zult--gij moet het bezorgen."
"In waarheid!" hernam ik: "het is een commissie, die ik met mijn geweten
niet kan overeenbrengen. Gij maakt mij tot heler van gestolen goed."
"Uw dienaar, Mijnheer! God zegene u." En zich buigende, opende bij de
deur om te vertrekken, toen hem iemand, die juist binnenkwam, met een
vaart tegen 't lijf kwam aanloopen.
"Vergeving! vergeving!" zeide Kapitein Pulver! want deze was het: "ik
kwam mijn hoed zoeken, dien ik hier gelaten heb....; maar wat deksel! de
droes is zoo niet!" en hij bleef Sander met een open mond aanstaren.
Deze was een oogenblik onthutst; maar, zich herstellende, wendde hij het
gezicht naar mij toe en van Pulver af en wilde het vertrek verlaten.
"Maar voor den duiker!" riep Pulver, die al om hem heen gedraaid had:
"heb ik het mis of heb ik het wis? Is UEd., als ik mag vragen...."
"Uw dienaar, Sinjeur!" zeide Sander, zich haastig door de gang naar de
voordeur begevende.
"Maar met uw verlof! een amerijtje geduld!" riep Pulver, hem navolgende:
"Sander! ben je 't? of ben je 't niet? Sandertje! ken je Kapitein Pulver
niet meer?"
Sander zag waarschijnlijk, dat alleen onbeschaamdheid hem uit dezen pas
kon redden. Hij draaide zich aan de voordeur om, trad met een vasten
stap naar Pulver toe en zag hem stijf in 't gezicht.
"Sinjeur!" zeide hij: "hier heeft een misverstand plaats. UEd. heeft den
verkeerde voor. Mijn naam is Joachim Weerglas. Ik heb de eer u te
groeten."
Dit gezegd hebbende, maakte hij rechtsomkeert, liet Pulver bedremmeld
staan, stapte de stoep af, en, in het voorbijgaan het gezelschap, dat op
het voorplein stond, deftig groetende, wandelde hij zonder ove
|