FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191  
192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   >>   >|  
ertje wel afgestaan." "'t Is misschien wat vrijpostig, dat ik zoo op kom loopen," zeide ik: "maar de meid zeide mij, ik moest maar bovengaan. Ik kon niet nalaten, mijn dank te betuigen voor de beleefdheid,..." "Te veel eer, te veel goedheid," zeide Helding, terwijl hij mij zijn stoel aanbood en den anderen ontdeed van de daarop geplaatste kleedingstukken, die hij gezamenlijk op den bultzak in de slaapstede wierp: maar wat ik UEd. bidden mag, neem toch eerst plaats, ik ben geheel verlegen en confuus van de moeite die UEd. neemt om zoo tot de hanebalken op te klimmen.--Ik woon hier wat hoog." "Wel! dat is als het behoort," zeide ik, lachende: "een poeet kan niet te dicht bij de Goden huizen." "UEd. gelieft te schertsen," antwoordde hij: "maar waarlijk, het is hier te hoog. Voor mij is dit niets: ik ben dit gewend: alleen 's winters kan het hier wel wat bar zijn; doch ik blijf er gezond bij en vroolijk. En waarmede zal UEd. gediend zijn? Nectar of ambrozijn is hier niet te bekomen; maar ik heb toch nog een paar flacons echten cognac, die mij overgebleven zijn van een vereering, mij gedaan door den waardigen Heere Willem De Bron, toen ik een dichtstuk gemaakt had op zijn gouden bruiloft." Ik kon niet nalaten bij mij zelven te lachen over de niet onaardige wijze, waarop Helding, terwijl hij mij beleefdheid aandeed, tevens de gelegenheid te baat nam, om mij te kennen te geven, dat hij gewend was, zijn liederen met een _cadeau_ betaald te zien. Ik zocht mij met dat al jegens hem te verontschuldigen, zeggende, dat ik, zooeven van tafel komende, niets verlangde; maar het was vruchteloos praten; de gulle man kreeg een der kostbare fleschjes van onder zijn bedstede voor den dag en vulde daar twee kleine kelkjes mede, waarna hij mij zwijgend aanzag, als wilde hij zeggen: "nu ben ik gereed uw lofspraken aan te hooren." Ik liet hem ook niet lang in verlegenheid: en wetende, dat de menschen in 't algemeen en de dichters in 't bijzonder nog liever gevleid dan geprezen worden, zwaaide ik aan het flauwe voortbrengsel zijner Muze meer lof toe dan ik aan de beste verzen van Vondel zou geschonken hebben. Ik schaamde er mij wel wat over, maar wat zoude ik doen? de man had mij zulke onverdiende loftuitingen op rijm vereerd, dat ik hem wel met gelijke munt in proza diende te betalen. Hij hoorde mij zwijgend aan, met een glans van genoegen op het gelaat, nu en dan het bovenlijf buigende, en bij poozen een slokje uit zijn glaasje nem
PREV.   NEXT  
|<   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191  
192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   >>   >|  



Top keywords:
zwijgend
 

nalaten

 

gewend

 

Helding

 

terwijl

 

beleefdheid

 

kelkjes

 

hooren

 

waarna

 
aanzag

kleine

 

gereed

 

zeggen

 

lofspraken

 

vruchteloos

 

verontschuldigen

 

jegens

 
zeggende
 
zooeven
 
liederen

cadeau

 

betaald

 

komende

 

verlangde

 

bedstede

 

fleschjes

 

kostbare

 

praten

 
worden
 

gelijke


vereerd
 
diende
 

loftuitingen

 
schaamde
 
onverdiende
 
betalen
 

slokje

 

poozen

 
glaasje
 
buigende

bovenlijf
 

hoorde

 

genoegen

 
gelaat
 
hebben
 

geschonken

 

bijzonder

 

dichters

 

liever

 

gevleid