n man van de klok is," zeide Tante. "Zoo uw horloge
en deze klok verschillen, zal het wel aan de laatste haperen."
"Of aan de wegen, die mij belet hebben, genoegzaam spoed te maken.
't Is of ik altijd...."
"Hoe gaat het, Kapitein Pulver?" vroeg Tante, zonder verder naar de
Jobsklachten van Van Baalen te luisteren, aan den goeden Schipper, die
achter zijn patroon buigingen stond te maken en zich met een bonten
zakdoek het zweet af te drogen, dat hem tappelings langs het voorhoofd
liep.
"Ik hoop dat ik geen belet doe, (zooals het mes tegen den oester zei),"
zeide Pulver, zijn buigingen herhalende: "maar UEd. had mij zoo
vriendelijk laten noodigen, dat...."
"In 't geheel niet; gij zijt mij altijd welkom," zeide Tante, en zich
wederom tot Van Baalen wendende en mij aan hem voorstellende: "ziehier
mijn neef Ferdinand," vervolgde zij.
"Zoo!" zeide de Heer Van Baalen, mij met een doffen en verstrooiden blik
aanziende: "het zal mij aangenaam zijn, kennis te maken. Mag ik vragen,
of UEd. reeds iets aan de negotie gedaan heeft?"
"Wel Mijnheer Van Baalen! dat is een vraag!" zeide Tante: "Hoe zegt
Rodrigue ook, Nichtje?"
"UEd. wilt Ferdinand toch niet grootsch maken," zeide Suzanna: "door van
hem te zeggen:
_Ses pareils a deux fois ne se font pas connoitre
Et pour des coups d' essai veulent des coups de maitre_."
"Is UEd. dan vergeten, hoe wij de voordeelige schikking onzer zaak met
het huis Bertini te Livorno aan hem te danken hebben?" hernam Tante.
"'t Is waar!" zeide Van Baalen, als uit een droom ontwakende. "Dat was
een meesterstuk! Een zaak die mooi ingewikkeld was ook, en dat nog wel
in een vreemd land. Gij hebt er u goed uit gered, Mijnheer Huyck!--Maar
daar kwam eigenlijk meer rechtsgeleerdheid dan handelskennis bij te
pas."
"Ik twijfel niet," zeide ik, wenschende zooveel mogelijk de goede gunst
van den man te verwerven, "of, niettegenstaande mijn mercantieele kennis
gering is, mijn goede wil en de voorlichting van den Heer Van Baalen
zullen mij wel in staat stellen om geen geheel onwaardig figuur aan zijn
zijde te maken."
"Wel gezegd!" zeide hij: "de practijk moet het hem doen: ofschoon, het
is thans ook al de goede tijd niet meer: de zaken zijn slap en de
verdiensten verminderen bij den dag: althans het is of het mij altijd
moet tegenloopen. Wanneer ik eens een speculatie doe, die anderen tonnen
gouds in den zak jaagt, moet ik mij met eenige percenten vergenoegen."
"Gij kooplieden z
|