dacht, ik zal den anderen weg kiezen: en zoo liep ik dwars
door het boschje heen, mooi nieuwsgierig waar ik zou aanlanden, tot ik
aan een soort van huisje kwam, waar ik een paar negers vond, die mij te
recht hielpen, en mij naar de Havannah brachten, want daar was ik geen
twee geweerschoten van verwijderd. Ik kuierde de stad binnen en vond al
gauw een plaats om onder dak te komen, bij een ouden landsman, dien ik
er wonen wist. "Wel Kapitein Pulver," zei die, toen hij mij zag: "hoe
kom je zoo uit de lucht vallen?" "Patientie!" zei ik, "dat zal ik u
naderhand wel eens vertellen." Den volgenden dag ging ik ereis op mijn
kuier, maar, schoon ik in een paar kooplieden, die ik onderweg
ontmoette, twee van Don Manoels volk meende te herkennen, en schoon er
een net getuigd en gekoperd brikje onder Portugeesche vlag in de haven
lag, dat al rare vermoedens bij mij deed ontstaan, ik paste wel op, mijn
mond dicht te houden, zoo lang ik er bleef: 't geen gelukkig korter was
dan ik eerst vreesde: want er kwam eenige dagen daarna gelegenheid om
naar Curacao te varen, waar ik "de Prins te Paard" bij geluk nog vond,
die juist het anker zou lichten, en je kunt denken, hoe zij allen te
kijken stonden, toen zij mij in levenden lijven weerom vonden; want zij
dachten niet anders, of ik had uit de groote spoelkom gedronken. Nu
vraag ik u, of Kapitein Pulver al rare ondervinding heeft opgedaan?"
"Mij dunkt zij hebben nogal wat met u gesold," zeide Suzanna: "doch het
schijnt u geen kwaad gedaan te hebben, en gij zijt tegen de verdrukking
aangegroeid.--En hebt gij naderhand nooit iets van dien rooverkapitein
vernomen?"
"Neen," antwoordde Pulver: "en ik heb ook nooit verlangd de kennis te
hernieuwen (zooals de dief tegen den beulsknecht zei). Maar ik meen dat
hij, zoo wat een jaar nadat ik hem gezien heb, verdwenen is:--althans
later heb ik niet meer van hem hooren spreken, maar wel van een anderen
zeeroover, die onder den naam van Zwarten Piet doorging, en geen haar
beter was dan zijn voorganger."
"Zwarte Piet!" herhaalde Henriette: "is dat dezelfde, wien men beweert,
dat hier in den omtrek rondzwerft en de wegen onveilig maakt."
"Foei! laten wij niet over dieven spreken, die zoo in de buurt huizen,"
zeide Suzanna: "dat geeft maar slapelooze nachten. Maar van uw vriend
Sander, hebt gij daar nooit tijding meer van gehad, Kapitein?"
"Neen!" antwoordde hij: "en ik vrees, dat hij smaak in 't rooversleven
gekregen heeft; want hij was altijd
|