FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238  
239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   >>   >|  
eenen kroes voor, den anderen na. Maar ik lachte in mijn vuist: en dacht: als het op pooieren aankomt, dan ben ik nog niet bang: ik heb een bast, die kan er tegen, zooals Thomasvaer in de klucht zeit. En bovendien had ik van al het praten een keel gekregen, zoo droog of ze van een weverswammes gemaakt was. En ziet, mijn buren raakten allebei zoo mooi bezorgd, dat zij van de bank rolden. Toen kwam er een ander, die wou mij een papier laten teekenen; maar ik smeet het wat deftig over de tafel heen: waarop er een was, die mij te lijf wou: maar ik gaf hem een muilpeer, dat hij naar de tweede niet vroeg. Toen vielen zij allemaal op mij aan; en bonden mij en smeten mij in een hok, waar ik tijd had om uit te slapen. Den volgenden morgen kwamen er vier kerels mij halen, en begonnen mij met een doek over mijn kluisgaten te binden, dat ik niet zien zou wat zij in 't vizier hadden. Ik kreeg slechte gedachten, toen zij mij naar buiten brachten, en meende, nu was mijn uur gekomen, en ik moest maar mijn best doen om als een vroom Christenmensch te sterven; maar jawel! ik had pas een eindweegs opgekuierd, of ze smeten mij in een sloep, en na een tijdlang roeiens, merkte ik aan den wind, die op mijn frontwerk speulde, dat wij kort aan zee waren. Opeens werd ik aan boord van een schip geheeschen: "zouden zij mij nu naar zeemansmanier aan de ra hangen?" dacht ik; maar ook al niet: ik werd tusschendeks gelaten, ik hoorde het anker lichten, en wij staken van wal. Het duurde zeker wel twintig dagen, eer de reis ten einde was, en ik bleef al dien tijd beneden, zonder eens op het dek te mogen komen, en zonder dat iemand boe of ba tegen mij zei: gij kunt denken, of ik ook het land had. Eindelijk liet men het anker vallen: ik werd weer geblinddoekt, in de sloep gelaten en aan wal gebracht. Toen mij de doek werd afgenomen, zag ik, dat ik in een klein boschje was, doch waar, wist Joost. Een van de roovers, die Hollandsch sprak, stond naast mij en stelde mij een geldzakje ter hand. "Houdaar!" zei hij: "en maak dat je naar den bl---- komt. Gij hebt slechts het eerste pad het beste te volgen, om menschen te vinden. Maar zoo gij ons altemet mocht herkennen t'avond of morgen, draag zorg dan ons niet te verklappen, noch ons na te volgen, of...," hier maakte hij een beweging, die ik best begreep. "Geen nood," zei ik, "en goeie reis (zooals de man, die zich baadde, tegen de haaien zei.)" Weg liepen zij: en ik stond alleen te kijken als malle Piet. Maar ik
PREV.   NEXT  
|<   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238  
239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   >>   >|  



Top keywords:

volgen

 

zonder

 

smeten

 

morgen

 
zooals
 

gelaten

 

gebracht

 

hangen

 
afgenomen
 

Eindelijk


denken
 
tusschendeks
 

lichten

 

vallen

 

hoorde

 

geblinddoekt

 

twintig

 

beneden

 

duurde

 

iemand


staken
 

Houdaar

 

maakte

 

beweging

 

begreep

 

verklappen

 
altemet
 
herkennen
 

alleen

 
liepen

kijken

 

haaien

 
baadde
 

vinden

 

menschen

 
Hollandsch
 
stelde
 

geldzakje

 

roovers

 

boschje


slechts

 

eerste

 

zeemansmanier

 
rolden
 

papier

 
bezorgd
 

raakten

 

allebei

 

teekenen

 
muilpeer