ig de kamer uit. Ik hoorde echter
dat hij haar buiten de deur een zoen gaf: dat dacht mij een goed
voorteeken te zijn. Toen kwam hij weer tot mij: "Wel!" zeide hij: "hebt
gij uw besluit genomen!"--"Ja," zei ik. "En wat is het, kort en goed,
zonder teksten?" vroeg hij, "ja of neen?"--"Neen!" zei ik. "Dus hangen?"
vroeg hij weer.--"Neen! ook niet," zei ik, "immers niet met mijn
wil."--"Gij begrijpt toch," zei hij, "dat er geen derde keus overblijft.
Ik kan toch niet iemand, die eenmaal hier geweest is, levend laten
vertrekken om, als hij te huis is, mijn schuilplaats te
verklikken."--"Hoor, weet je wat, Kapitein!" zei ik: "laat mij gerust
gaan, al ware het op dezelfde manier waar ik op gekomen ben, van mijn
bezoeken zal je geen last meer hebben, dat beloof ik u: en om aan
anderen den weg te wijzen, dan moest ik hem eerst zelf kennen. 't Is
waarachtig beter, dat gij mij het leven schenkt: gij weet niet hoe het u
naderhand nog kan te pas komen: als b.v. de Heeren van de Compagnie u
eens bij de kladden krijgen, dan zal het u meer goed doen, als ik in uw
voordeel spreken kan, dan dat ik nu aan een van die gindsche hoornen
bungelde."--Hij scheen even na te denken: "gij kunt onze levenswijs nog
niet beoordeelen," zei hij: "een man moet weten, wat hij kiest of wat
hij verlaat." Met floot hij en er kwam een aardige jongen in een
matrozenpakje binnen, aan wien hij in 't Spaansch zijn bevelen gaf.
"Volg dien knaap!" zei hij toen: "die zal u brengen, waar gij wezen
moet!" Wat zou ik doen? Ik maakte een strijkage en ging ons maatje
achterna, die mij buitenshuis bracht en naar een ander gebouw, waar de
bende gewoon scheen te zijn haar middagmaal te nemen. Hier kwam er een
hoop bij elkander alsof zij van den toren van Babel gestuurd waren, volk
van alle natien en tongen: er waren er Portugeezen, Spanjolen,
Engelschen, Italiaanders, Francoisen, Hollanders ook, schande genoeg! En
ik moest mee aanzitten en zien hoe het er toeging. Ik moet zeggen, die
schelmen hadden een tafel of het voor een Burgemeester was: vleesch en
gevogelte van allerlei soort: en wijn, zooveel hun lustte en van den
besten ook. Ik dacht: Pulvertje! dat is allemaal om u te verleien; maar
deze reis zal het hun niet lukken.--Ondertusschen waren er een paar
naast mij gaan zitten, die vertelden mij, hoe goed zij het hadden onder
Don Manoel, zoo noemden zij den Kapitein, en wat een dwaasheid ik doen
zou, indien ik niet met hen bleef: en onderwijl schonken zij mij al in,
den
|