onder er om te bakkeleien," zei Don Ricardo,
terwijl hij zijn knevels opzette. "Kan je een stuk bedienen?" vroeg hij.
"Dat zou ik hopen," zei ik, "en een handspaak zwaaien ook."--"Best!" zei
hij: "dan zal ik ereis kijken, of je de kost verdient, dien ik je geef."
En met liet hij al het volk op het dek komen en klarigheid maken om te
vechten. De stukken werden geladen, de musketten opgebracht, handspaken
uitgehaald, de kogels bij de mortieren geplaatst en ieder met kortjan in
zijn gordel voorzien. Maar terwijl wij nog bezig waren, daar zagen wij
op het vreemde schip een vlammetje voor den dag komen, en br....r! daar
vloog ons een kogel door het want en viel de heele bramsteng over het
dek. "Dat 's een onbeleefde vent!" zei ik zoo: "maar hij weet ook goed
te mikken."
"Wij kunnen hem toch niet ontzeilen!" zeide Don Ricardo: "maar wij
zullen hem toonen, dat wij ook wat durven."--Met gaf hij last om zeil te
minderen, en dat iedereen zich klaar zou houden. Ondertusschen kwam de
korvet statig aanzeilen en was weldra zoo dicht bij, dat wij de manschap
op het dek konden zien--en onvriendelijk genoeg zagen zij er uit: want
het waren al handspaken en korte pieken en enterbijlen die men blinken
zag. "'t Is een vrijbuiter!" zei ik zoo tegen Don Ricardo, terwijl ik
met de lont in de hand stond. Hij knikte van ja, en wees meteen op een
rooden lap, die op het roofschip in top werd gehaald. Toen liet hijzelf
de koningsvlag van Spanje waaien, en dadelijk bij den wind stekende,
vertoonde ons vaartuig de bakboordzij aan den roover. "Vuur!" zeide toen
Ricardo: en: pan! pan! daar gingen zes schoten achter elkander af, den
vrijbuiter vlak in den boeg, dat de witte splinters uit het zwarte
gangboord vlogen. Maar op hetzelfde oogenblik loefde het roofschip mee
en gaf ons de volle laag. Krak! krak! daar lag onze fokkemast met want
en tuigage en al in zee. Maar door de plotselinge beweging van het
schip, dat niet zoo gauw stoppen kon, waren wij uit elkander geraakt en
wij hadden misschien, daar het nog al hard woei, gelegenheid gehad om te
ontsnappen, indien het tijdig genoeg ons gelukt ware een noodmast op te
krijgen; maar eer wij daarmee klaar waren, liep de roover ons achterom
en herhaalde zijn beleefden groet van daar even, dat de boeilijn over de
nok kwam en niemand zich kon herkennen; terwijl hij nu zijn zeil
geborgen had en de enterhaken bij ons aan boord smeet. Daar zaten wij nu
aan elkander vast en in een oogenblik kwamen er uit den rook
|