FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217  
218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   >>   >|  
, "is, dat gij ze voor fl 80 't stuk gekocht hebt van Peer de Groot en er dus een aardig sommetje aan verdient." "Wel haegels kaik ereis!" zeide Roggeveld, groote oogen opzettende: "nou in dat geval wil ik ereis zeggen...." Maar hij zeide niets; doch bleef mij verbaasd staan aangapen. "Hoe kunt gij dat weten, Neef?" vroeg Tante, insgelijks niet weinig verwonderd. "Ja Tante! ik ben zoo wat half een toovenaar," zeide ik, lachende, "maar laat hij het maar ontkennen, als hij durft." En, niet verlangende mij aan een herkenning bloot te stellen, welke tot het weder ophalen van vroegere tooneelen aanleiding geven kon, draaide ik mij om en haalde voor Henriette, die, waarschijnlijk weinig belang stellende in dit gesprek, een eind vooruitgeloopen was en begeerig opzag naar eenige hoogwassende kamperfoelie, den tak naar beneden, dien zij niet bereiken kon. Wij waren langzamerhand een uithoek der plaats genaderd, waar een open hek op een buitenweg bracht. Deze plek was bijzonder wild, en met een menigte heestergewassen begroeid; maar wat er den meesten roem aan gaf, waren twee eikeboomen van ongemeene grootte, die aan weerskanten eener vervallene schaapskooi stonden. De eene, door storm of onweder van zijn kruin beroofd, scheen door zijn dikte te vergoeden, wat hij aan hoogte verloren had, en zijn zware armen waren met het dichtste loof bedekt; de andere droeg minder bladeren, en had een holte in den tronk; maar verhief zich nog altijd statig naar boven. Tante Van Bempden had, niet oneigenaardig, dezen met den naam van _Philemon_, en genen met dien van _Baucis_ gedoopt. Op deze plek hield Tante stil en voegden wij ons bij haar. "Nu, zooals gezegd is, Baas Roggeveld!" zeide zij: "vijftien gulden meer dan in 't voorleden jaar wil ik voor 't stuk wel geven; maar ook niet meer." "'t Is warentig wat te krap," antwoordde hij: "maer in dat geval, wil ik ereis zeggen, as het zoo mot, dan mot het. Maer dat ik er op verdienen zou, zoo as die jonge Heer daer zeit, dat heit ook al niet over; maer 't is net krek of ik jou ken," vervolgde hij, mij aanziende en zich den kop krabbende. "Dat is mijn neef," zeide Tante: "misschien hebt gij hem hier wel ontmoet voor een jaar of wat." "Dat kan wel 'ebeuren," zeide Roggeveld, terwijl hij nogmaals den blik op mij sloeg en de uitdrukking van zijn gelaat bewees, dat hij niet volkomen met deze verklaring tevreden was: "maer zeg ereis Mevrouw!" vervolgde hij, alsof hem eensklaps iet
PREV.   NEXT  
|<   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217  
218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   >>   >|  



Top keywords:
Roggeveld
 

weinig

 

zeggen

 

vervolgde

 

Bempden

 

oneigenaardig

 

altijd

 

statig

 

Philemon

 
volkomen

bewees

 

gelaat

 

verklaring

 

gedoopt

 

tevreden

 

Baucis

 

dichtste

 
eensklaps
 
vergoeden
 
hoogte

verloren

 

bedekt

 

andere

 

verhief

 

Mevrouw

 

beroofd

 

minder

 

bladeren

 
scheen
 

uitdrukking


verdienen
 
antwoordde
 

misschien

 
aanziende
 
krabbende
 
warentig
 

zooals

 

gezegd

 
voegden
 
vijftien

ebeuren
 

ontmoet

 

voorleden

 
terwijl
 
gulden
 

nogmaals

 

bijzonder

 

toovenaar

 

lachende

 

ontkennen