FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190  
191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   >>   >|  
r worden door welk middel: eerst toen ik opzag, ontdekte ik, aan het bovenste einde van een vrij steile, van de voordeur door een kort portaal afgescheiden trap, iets dat zich in de duisternis bewoog en naar een vrouwelijke gedaante zweemde. "Wat is er van je dienst, Sinjeur?" klonk de stem uit de hoogte. "Ik wilde Monsieur[5] Helding spreken." "Kom maar op!" antwoordde de stem: "en wees zoo goed, de deur weer achter je te sloiten." Ik ontsloot op dit verzoek de deur geheel, en na die weder behoorlijk gesloten te hebben, trad ik tastende naar boven, mij tot meerdere zekerheid vasthoudende aan de koord, welke langs den muur liep, en waarmede de vrouw, die boven stond, de deur had opengetrokken. "Nou dat trappie op," zeide zij mij, zoodra ik bij haar stond: "en dan de derde deur aan je rechterhand: maar pas op! het is wat doister hier." En inderdaad, het was zoo donker, dat ik werk had, mijn voeten op de rechte plaats neder te zetten. "Voorwaar," dacht ik: "_per ardua ad as tra!_ zoo onze dichter nooit den top van den Helicon bestegen heeft, het is niet, dat hij de gewoonte mist om te klimmen." Ik vond eindelijk de deur, welke ik zocht, en klopte aan. "Binnen!" riep een stem, die mij toonde dat ik te recht was. Ik trad in: het was een achterkamertje met een raam, waarvan de ruiten voor de helft gebroken waren: de vloer was met roode tichelsteenen belegd, hetgeen in heete zomerdagen zeer frisch, maar 's winters wat koud moet geweest zijn; terwijl ook de bedstede zonder gordijnen geen zeer behaaglijk aanzien had. Voor 't overige bestond de geheele inboedel uit eene tafel en twee stoelen. Op den eenen zat de bewoner zelf, met een blauwe bakkersmuts op het hoofd, een rood baaien buis aan 't lijf en kousen van touwwerk aan de beenen. De andere stoel was met de _garderobe_ des goeden mans beladen: zijn degen stond er tegen aan: zijn pruik versierde den eenen en zijn hoed den anderen knop. Het vereischte geen geringe mate van voorzichtigheid om den bewoner te naderen: daar de vloer grootendeels bedekt was met boeken, wier versletene, bemorste en gescheurde banden wel getuigden, dat de eigenaar meer hun innerlijke waarde dan hun uiterlijken tooi op prijs stelde. "Wel, Mijnheer Huyck!" zeide Helding, oprijzende en zijn kort, zwart gebrand, pijpje uit den mond nemende: "neemt UEd. waarlijk zelf de moeite? Waarom heeft UEd. de meid niet boven gestuurd: ik ware wel afgekomen en vriend Heynsz had ons zijn zijkam
PREV.   NEXT  
|<   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190  
191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   >>   >|  



Top keywords:
Helding
 

bewoner

 

bakkersmuts

 

blauwe

 

middel

 

stoelen

 

baaien

 

garderobe

 

goeden

 
beladen

andere

 

kousen

 

touwwerk

 

beenen

 

geweest

 

ontdekte

 

terwijl

 
winters
 
hetgeen
 
zomerdagen

bovenste

 

frisch

 

bedstede

 

bestond

 

overige

 

geheele

 

inboedel

 

gordijnen

 
zonder
 

behaaglijk


aanzien
 
gebrand
 

pijpje

 
nemende
 
oprijzende
 
stelde
 

Mijnheer

 

vriend

 
afgekomen
 
Heynsz

zijkam
 

gestuurd

 

waarlijk

 
moeite
 
Waarom
 

uiterlijken

 

waarde

 

geringe

 

voorzichtigheid

 

naderen