n zijn huis is voorgevallen: en, oprecht
gesproken, ik acht het voor alle partijen verkieslijker, dat over deze
zaak buiten af geen gewag gemaakt worde. Ik ben dus bereid, alles,
zooals het zich heeft toegedragen, te verhalen: en dan zal de Heer Blaek
zelf bespeuren, dat er eigenlijk geen reden tot geschil bestaat."
"Zoo gij mij liever verschooning wilt vragen, dan met mij een wandeling
buiten de poort te doen, dan zeker is alles spoedig gevonden," zeide
Lodewijk, mij spotachtig aanziende.
"Ziedaar, wat wij nader zien zullen," zeide ik: "laat mij, als 't u
belieft, eerst uitspreken. Ik begin met te bekennen, dat UEd.,
oordeelende naar de omstandigheden, voor zooverre zij bekend zijn,
misschien aanleiding hebt kunnen vinden, om te denken, dat de Juffer
geen weerstand aan uw voorstellen zou bieden; maar, vergun mij UEd. te
zeggen, dat, toen zij u met nadruk verzocht, haar te verlaten, en UEd.,
in weerwil daarvan, haar met uw bijzijn lastig bleeft vallen, uw gedrag
niet langer te rechtvaardigen was."
"Voor den duivel!" riep Lodewijk driftig, "neemt gij het op dien
toon?--Bah!" vervolgde hij, lachende: "ik heb er wel honderd gekend, die
eerst zoo koppig waren als stieren en naderhand zoo mak als lammetjes,
zoodra ik de geeltjes liet klinken."
"Wel mogelijk!" hernam ik op een koelen toon: "maar dat zou niet licht
het geval worden met de Juffer hierboven. UEd. hebt haar door uw gedrag
beleedigd: en ik, door op het gerucht toe te snellen en haar partij te
nemen, heb niets anders gedaan dan hetgeen elk ander en UEd. zelf in
mijne plaats verricht zoudt hebben."
"Wel, niets was natuurlijker," zeide Lodewijk: "gij wildet gaarne uw
lief voor u alleen houden."
"Ik herhaal nogmaals, en op het plechtigst," vervolgde ik, "dat mijne
kennis aan haar slechts toevallig en zeer gering is, en dat ik verder
niets met haar uitstaande heb. Wat ons betreft, Mijnheer! wij hebben
elkander een paar woorden toegevoegd, waartoe de warmte van het gesprek
aanleiding heeft gegeven. Gold het ons alleen, ik zou niet aarzelen, u
voldoening te schenken: maar bedenk, dat wij in dit geval, om een
armhartig punt van eer, de reputatie van een fatsoenlijk meisje in de
waagschaal stellen: en dit betaamt noch u, noch mij."
"Braaf gesproken!" zeide Heynsz: "een fatsoenlijk meisje is het: haar
papa woont te Deventer: Van Beveren heet hij: zij is een nicht van den
Notaris Bouvelt, en had moeten logeeren bij hem; maar de man, hij is
heel ziek, en had da
|