Juste_! maar UEd. heeft niet gepasseerd den nacht te Naarden: evenmin
als zij."
Ik hield mijn oogen strak op hem gevestigd; maar ik kon niet doorgronden
of hij mij wilde toonen, dat hij het geheim wist, dan wel of hij het
integendeel zocht uit te vorschen. Ik begreep in allen gevalle zeer
voorzichtig en op mijn hoede te moeten zijn, en zeide, zoo bedaard als
in mijn vermogen was:
"Gij, die alles weet, gij weet toch niets, dat ten nadeele van die
Juffer kan strekken?"
"In het minste niet," antwoordde hij: "ware het anders, ik zou haar niet
logeeren in mijn huis. Ho! Ho! Men bedriegt niet Heynsz: ik badineerde
maar: doch _franchement_, indien het een ander ware geweest als UEd.,
die met haar had gemaakt de reis, ik zou toch nemen de moeite van mij te
informeeren, hoe gij beiden u zoo a _l'improviste_ bevondt te Naarden,
zonder dat iemand weet, hoe en vanwaar gij daar zijt gearriveerd."
Ik herleefde; want nu bleek mij, dat hij niets bepaalds wist. "Welnu!"
zeide ik, "daar wij geen van beiden verdachte personen zijn, noch
Mejuffrouw Van Beveren, noch ik, zoo raad ik u maar, u daarover niet
verder te bekommeren. Er zijn zaken van meer belang, die uw onderzoek
kunnen bezig houden."
Met deze woorden rees ik op, nam mijn afscheid en verliet het huis, niet
weinig ontevreden over het noodlot, dat mij scheen te vervolgen en tegen
wil en dank van het eene avontuur in het andere te halen en een rol te
doen spelen in allerlei zaken, waarmede ik niet verlangde iets te doen
te hebben.
NOTEN:
[5] De titel van Mijnheer werd in die dagen alleen aan aanzienlijken
gegeven: deftige leden uit den burgerstand heetten _Sinjeur_: en men
zeide _Monsieur_ tegen den zoodanige, voor wien bovenstaande benamingen
nog te verheven waren. Met _Mevrouw_, _Mejuffrouw_ en _Mademoiselle_ was
het ongeveer hetzelfde.
Noot van den uitgever.
[6] Aldaar werd voorheen het vonnis aan de ter dood veroordeelden
gelezen.
Noot van den Uitgever.
* * * * *
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
VERMELDENDE, HOE FERDINAND EN SUZANNA UIT LOGEEREN GINGEN EN WAT ER OP
HEIZICHT GEBEURDE.
Indien mijn waarde lezers het bovenstaande nauwkeurig hebben gelezen en
onthouden, zullen zij zonder veel moeite kunnen uitrekenen, dat de dag,
volgende op dien, waarop mijn ontmoeting ten huize van Heynsz plaats
had, een Zaterdag was, en wel die, waarop Tante Van Bempden mijn zuster
en mij zou komen afhalen om ons naar haar buitengoed
|