t vrij stijfjes gegroet had, met een eenigszins verlegen
blik. Wat mij betreft, ik was zoo uit het veld geslagen, dat ik niet
wist waarheen te kijken en de zotste figuur mogelijk maakte.
"Komaan!" zeide Tante: "Jetje-lief! nu moet ik u mijn neef Ferdinand
voorstellen. Ferdinand! Mejuffrouw Blaek."
"Ik heb reeds de eer van Mijnheer te kennen," zeide Henriette, met een
zoo korte hoofdbuiging en op een zoo drogen toon, dat ik geheel en al
van mijn stuk geraakte en kleurde tot achter de ooren toe.
"Hoe! kent gij mijn neef al?" vroeg Tante, met verbazing: "en hoe is dat
mogelijk? hij komt pas uit verre landen terug."
Ziende, dat Henriette op haar beurt een kleur kreeg en dat Suzanna op
haar zakdoek beet om niet te lachen, vatte ik eenigszins moed:
"Mejuffrouw," zeide ik, "is de eerste stadgenoot geweest, die ik op den
vaderlandschen grond ontmoet heb: en UEd. zal bekennen, dat ik het niet
gelukkiger treffen kon."
"Hoe varen Letje? en Keetje?" vroeg Henriette, zich naar Suzanna
wendende, als wilde zij mij de gelegenheid afsnijden om verder over onze
ontmoeting op Guldenhof uit te weiden.
"Wel! zeer wel!" zeide Suzanna, ons beurtelings met een verwonderden
blik aanziende: "zij zijn recht in haar schik met het moois, dat
Ferdinand haar gebracht heeft," (men ziet, dat zij mij met geweld in het
_discours_ wilde sleepen:) "wat mij betreft, ik ben maar half tevreden
over hem. Ik had gehoopt, dat zijn tochten hem wat zouden verbeterd
hebben; maar och! hij is te huis gekomen zooals hij gegaan is, behalve
dat hij deze reis geen pruik ophad."
"Welnu! wat wildet gij dan?" vroeg Tante, met haar gewone levendigheid,
en het gezegde van Suzanna voor goede munt opnemende: "hadt gij liever
gewild, dat hij terug ware gekomen als een vervreemde knaap, die zijn
eigen taal verleerd was en met medelijden of verachting op zijn
landgenooten en familie neerzag? Wij hebben, sedert de revocatie van het
Edict, al genoeg Fransche poedeljassen in het land gekregen: en het is
wel zaak, dat wij ten minste de vaderlandsche gewoonten blijven
voorstaan."
"Recht zoo Tante!" zeide Suzanna: "hoe is u de laatste preek van Talard
bevallen?"
"Santje! Santje!" zeide Tante, den vinger dreigend opheffende: "is dat
geoorloofd, aldus met uw tante te gekscheren, omdat ik nu van den
preektrant van Talard houde, waar onze predikanten wel een voorbeeld aan
mochten nemen. Ik geloof, dat ik mijn vaderland daarom even liefheb, al
ga ik nu en dan eens naar de
|