van zijn woorden. Hij of Vaprijs? en dan nog wel als
boer, als baas! O, wat voelde ze weer hard de akeligheid van haar
verlies! Een weeke kleur kwam over haar verlepte wangen; zij stotterde
en kon geen antwoord uitbrengen; zij wist niet wat ze zeggen moest. Er
was een oogenblik volkomen stilte.
"Ik of Vaprijs!" herhaalde hij met vastberaden nadruk, om de beurt haar
en Vaprijsken met zijn barsche, strakke oogen aankijkend.
Eindelijk kwam een spotachtigen glimlach om Vaprijskens gele snor.
"Ik of hij 't es me 't zelfde," zei hij leukjes, "we 'n zijn wij toch
moar knechten alle twiee."
Rozeke verademde en keek het trouwe knechtje dankbaar aan. Vaprijsken
was zoo goedig! Hij, toch, zou niet onhandelbaar zijn. En wat was het
ook goed dat hij 't zoo duidelijk gezegd had: Knechten alle twee!
Doch kort van duur was haar vreugd. Smul gaf zich niet eens de moeite
Vaprijskens schimpscheut te beantwoorden, en ging ook op de zaak niet
verder in. Bruusk stond hij overeind, als een die al gezegd heeft wat
hij zeggen wou, wenschte een korten goenacht en was meteen de deur uit.
Verbaasd en onthutst keken Vaprijs en Rozeke elkander aan. Zij voelden
wel dat zij niet bij machte waren om tegen zoo'n kerel op te staan.
* * * * *
XXXIII.
Vanaf dat oogenblik werd ook Smul de onbetwiste boer en baas der hoeve.
In het begin nog raadpleegde hij Rozeke; maar, aangezien ze zich toch
altijd naar zijn oordeel schikte, achtte hij deze formaliteit al spoedig
overbodig en beredderde weldra alles zonder vragen naar zijn eigen wil.
Hij besliste waar en wat gemest, geploegd, gezaaid, geplant zou worden;
waar, wanneer en hoeveel noodhulp-werkvolk moest gevraagd worden; hoe,
hoelang en voor welk loon zij zouden werken. Eerst vroeg hij nog een
tijdlang Rozeke's instemming en goedkeuring voor wat inkoopen en
verkoopen betrof; maar ook daarin handelde hij weldra naar zijn eigen,
exclusief goeddunken, kocht en verkocht, vroeg of bracht eenvoudig aan
Rozeke het geld der ingeslagen of geleverde waren.
Het duurde niet lang of koopers en leveranciers onderhandelden
uitsluitend en rechtstreeks met hem. De molenaar, de lijnmeelfabrikant,
de zadenhandelaar boden hem hunne producten aan; de veekooper, de
aardappelkooper debatteerden met hem over de prijzen van het vee, van 't
graan en van de aardappels.
Rozeke zag en voelde wel dat hij zijn grens verre te buiten ging, maar
zij had nu eenmaal, door de omstandi
|