FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112  
113   114   115   116   >>  
reden, begon hij op de merrie te vloeken en te schoppen, dat zij er van trappelde en hinnikte en wreede oogen van verwildering openspalkte. Met star-sombere blikken van schrik en haat zag Rozeke roerloos door 't venster toe. "Het arme beest krijgt in mijn plaats de schoppen en de slagen," dacht zij. En eensklaps kwamen dikke tranen in haar oogen en haar lippen trilden, terwijl de diepe stem van haar innigste wezen verontwaardigd beefde: --O gie sloeber! gie sloeber! 'K weinschte da ge deud woart!" Het paard was aangespannen. Hij wipte in de sjees en onder kletsende zweepslagen joeg hij van 't erf, zoo wild, zoo ruw, dat het rijtuig tegen een der stijlen van het hek aanbonsde en bijna kantelde. Als in een helsche vlucht zag Rozeke het in den modderweg verdwijnen. Kamiel stond het even, als van schrik geslagen, na te staren en keerde eindelijk hoofdschuddend in de schuur terug. De middag verliep, de mistige najaarsavond viel vroeg in en Rozeke zat doelloos voor het venster, met tranen in de oogen, tot werken onbekwaam, verdiept in droeve mijmeringen, met haar nog bang-spelende kinderen om zich heen. Alles was rouw en smart, het leven werd haar onverschillig, het was zoo dof en kleurloos in zijn alledaagsche narigheid als de loodzware hemel, die daar buiten alles drukte en omgrijsde met zijn logge rouwfloersen van ondoordringbaarheid. Wat had ze nog aan 't leven? Haar teergeliefde man, haar ouders, haar broeders en haar zuster, haar beste kennissen en vrienden, alles was langzaam van haar weggenomen, dood, vervreemd, vertreurigd en vereenzaamd; en zelfs haar kinderen, het eenige wat haar nog aan de wereld deed hechten, verloren hun vroolijkheid en hun vertrouwen, bang als zij waren voor dien ruwen, vreemden, akeligen man, die alles om zich heen vernielde en dempte. 't Was als een vloek die op haar rustte, zij voelde zich omringd van haat, van angst en van verlatenheid; zij voelde zich langzaam wegkwijnen en sterven, in al te overweldigend-zware onderdrukking van het onmeedoogend noodlot. Plotseling, terwijl zij in de bijna gansch gevallen duisternis zuchtend opstond om het avondlampje aan te steken en haar kinderen naar bed te brengen, kwam een reusachtige, sombere gedaante, met een woestheid van orkaan, als een verschijning in een nachtmerrie, den boomgaard opgestormd. De merrie!... De merrie, snuivend, schuimend, de flanken jagend, met een breede, donkere bloedvlek op de linkerschoft, sleepend, in een kluwe
PREV.   NEXT  
|<   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112  
113   114   115   116   >>  



Top keywords:
Rozeke
 

kinderen

 

merrie

 

sloeber

 

langzaam

 

tranen

 

voelde

 

terwijl

 

schoppen

 
schrik

sombere

 

venster

 

kennissen

 

vrienden

 

wereld

 

vervreemd

 

eenige

 
vereenzaamd
 
vertreurigd
 
weggenomen

ondoordringbaarheid

 

buiten

 

drukte

 

omgrijsde

 

kleurloos

 

alledaagsche

 

narigheid

 

loodzware

 
sleepend
 

teergeliefde


ouders
 
broeders
 

rouwfloersen

 
hechten
 
zuster
 
brengen
 

reusachtige

 

steken

 
avondlampje
 
duisternis

gevallen
 

linkerschoft

 

zuchtend

 
opstond
 
gedaante
 

woestheid

 

flanken

 

schuimend

 

jagend

 

breede