aar heen verdwenen, die lange jaren met haar hadden meegeleefd. Haar
broers en haar zuster waren getrouwd en hadden ook reeds kinderen; en
haar eigen kinderen werden allengs groot en volwassen en zij zelve
voelde zich langzaam aan een oudje worden....
Een oudje dat het nieuwere niet steeds begreep of liefhad en weldra meer
en meer terugleefde in herinneringen van vroeger....; een oudje, dat
trapsgewijs de toekomst weer heel anders worden zag dan ze zich die
gewenscht en voortgesteld had.
Vroeger was het haar hoop en haar wensch, haar innigste illuzie geweest,
dat haar oudste zoon geen boer zou worden. Hij zou onderwijzer worden,
zooals meester Cattoir, bij wien hij zoo goed leerde. Maar met den dood
van Alfons was ook die illuzie in haar gestorven en zij had wel gehoopt
dat hij bij haar terug zou komen en in zijn vaders plaats de boerderij
beheeren.
Te laat!--Hilaire voelde afkeer voor 't boerenbedrijf. Hij had, tegen
haar zin, zijn studies doorgezet en weldra een plaats als
hulponderwijzer op een ver-afgelegen dorp gekregen. Hij trouwde er, had
kinderen en Rozeke zag hem slechts zelden meer; en wanneer zij hem nog
zag was hij bijna als een vreemde voor haar; een vreemde, die een
deftige taal sprak, als destijds meester Cattoir; een vreemde die bij
haar kwam met een vreemde vrouw en met twee vreemde kinderen: een
heertje en juffertje, die de vreemde, ongewone namen droegen van Adhemar
en Berenice en ook diezelfde, vreemd-deftige taal spraken en met een
soort wantrouwen haar de handjes gaven alsof zij ook voor hen een totaal
vreemde was.
En dan Marietje!--Marietje, door de zorgen van jonkvrouw Anna bij de
nonnetjes in 't klooster opgevoed, had het klooster ook niet meer
verlaten. Sterker nog dan haar broeder voelde zij een afkeer voor haar
oorsprong en toen zij achttien jaar was en over haar toekomst moest
beslissen, had zij verklaard non te willen worden. Niets was bij machte
geweest haar van dit vast voornemen af te brengen; en nu was zij non, nu
liep zij met het wit kornetje en het zwarte kleed in 't klooster; nu was
zij van de gansche wereld, van haar vroegere vrienden en verwanten en
ook van haar moeder voor altijd gescheiden; en zelfs haar naam had zij
verloren; in plaats van Marietje van de Weghe, kende men haar nu nog
enkel onder den naam van soeur Vincent-Perpetue!...
Soeur Vincent-Perpetue...! Rozeke kende haar niet meer. Ook met haar
had ze geen voeling meer; ook zij, haar eenige dochter, de dochter
|