FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   >>  
d naar 't noodlottig einde sleepte. Rozeke, die haar weer sinds maanden niet gezien had, hoorde zeggen dat ze zoo ziek was en ging haar op 't kasteel bezoeken. 't Was op een zachten, helderen, stilglanzenden najaarsdag. Heel het groote park met zijn machtige boomen stond roerloos, als vereeuwigd, in purper en in goud van herfstschakeeringen; paden en grasvelden lagen met een flonkerend tintelkleed van rood en bruin en goud bedekt; en ietwat terzijde van het rood kasteel, dichtbij een boschje rhododendrons, zag Rozeke van verre haar teergeliefde jonkvrouw zitten, als altijd gansch in 't zwart gekleed, met witte kussens in den rug, onder een grijslinnen tuin-parasol, op een houten bank. Een zwarte non met glinsterend-blanke vleugelkap stond aan haar zijde, dichtbij een bruin fauteuil-wagentje met elastieken banden. Rozeke's keel kneep van emotie toe en tranen kwamen onweerstaanbaar in haar oogen. O! wat zag ze er geel en mager uit! wat was ze nog verouderd en afgevallen sinds den dag dat Rozeke haar voor 't laatst op 't hoevetje gezien had! Door een soort schrik bevangen trad zij op haar toe; maar de barones lachte haar zacht en vriendelijk te gemoet en zei met een weeke, verteederde stem: "O, Rozeke, dat doet mij toch genoegen dat ge mij ook eens komt bezoeken; ik heb al zoo dikwijls aan u gedacht,"--En zij verzocht Rozeke naast haar te komen zitten, terwijl het nonnetje, ingetogen en bescheiden, even wegging. "Hoe goat 't mee ou, mevreiwe?" vroeg Rozeke, zich inspannend om haar ontroering te verbergen. "Och," zuchtte zij en trok haar magere, bijna puntige schouders op. En zwak-glimlachend wees zij naar het wagentje en zei: "Dat zijn mijn beenen nu." "Ge moet koeroage hen, mevreiwe, ge zij nog zeu jonk, 't zal nog wel beteren," poogde Rozeke te troosten. Een uitdrukking van grenzelooze droefheid kwam eensklaps als een donkere schaduw over 't magere gelaat der jonge vrouw. Hare verzwakte oogen schenen zich, als voor een gruwelbeeld, weg te trekken tot in 't diepst van hun holten en zij zuchtte: "Ik ben gelukkig geweest, Rozeke, ik ben het geweest, heerlijk en volkomen, maar te kort, te kort...." Zij zaten beiden even zwijgend in verre, verre gedachten. Het was of zij elkander nu niets meer te zeggen hadden; alles was uitgesproken in die droeve korte woorden en alleen haar hart sprak nog, tikkend en jagend in haar boezem als een gefolterd, gevangen wezen dat niet meer ontsnappen kan. Gouden blar
PREV.   NEXT  
|<   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   >>  



Top keywords:
Rozeke
 

zitten

 

mevreiwe

 

geweest

 

dichtbij

 

zuchtte

 

magere

 

wagentje

 

gezien

 
zeggen

kasteel

 

bezoeken

 

glimlachend

 

gefolterd

 

schouders

 

puntige

 

beenen

 
jagend
 
koeroage
 
boezem

gevangen

 

Gouden

 

wegging

 

bescheiden

 

terwijl

 

nonnetje

 

ingetogen

 

ontroering

 
verbergen
 

inspannend


ontsnappen
 
tikkend
 

woorden

 
gelukkig
 
droeve
 
holten
 

trekken

 

diepst

 
uitgesproken
 
heerlijk

gedachten
 

zwijgend

 

beiden

 
volkomen
 
hadden
 

gruwelbeeld

 

droefheid

 

grenzelooze

 

eensklaps

 

uitdrukking