o innige droefheid en verwijt, dat Rozeke eensklaps tot
de tranen er door ontroerd werd.
"Pardon, mevreiwe, pardon, moar 'k ben toch zeu ongelukkig!" schreide
zij, in een plotselinge uitbarsting van al haar te lang opgekropt wee.
De barones poogde haar te troosten en bood haar aan te zorgen voor de
opvoeding van haar beide oudste kinderen, die van Alfons. Rozeke, eerst
wat onthutst, nam weldra dankbaar aan; en, voor een oogenblik weer
dezelfde van vroeger, zoende zij met aanbiddende vereering haar
weldoensters handen. Toen kon de jonge barones ook niet langer zich
beheerschen: zij barstte, evenals Rozeke, in tranen los en beiden
schreiden lang en overvloedig, rouwend over een geluk dat voor beide zoo
wanhopig kort van duur was geweest, zoo vol van een wee dat zij in geen
woorden konden uitdrukken.
Smul werd even voor den vorm geraadpleegd; hij gaf nurksch zijn
toestemming en Hilairken werd uitbesteed bij den ouden schoolmeester
Cattoir, die eindelijk, dank zij de tusschenkomst der barones, een
kleine pensioensverhooging had gekregen, terwijl Marietje bij de
nonnetjes in 't klooster op kostschool werd gedaan.
* * * * *
XLIV.
Helaas! ook haar lieve bescherm-vriendin zou Rozeke weldra voor goed
ontnomen worden!--Sinds maanden en weldra sinds jaren, sinds zij, midden
in haar jong geluk, in de volheid van haar liefde en haar vertrouwen,
het bedrog ontdekte van den eenigen man dien zij bemind had en aan wien
zij alles had gegeven, was iets in haar geknakt dat nooit meer kon
hersteld worden. De wettelijke scheiding was nu uitgesproken, zij had
het kind en van hem hoorde zij niets meer; maar nooit, nooit, geen enkel
oogenblik van gansch haar verder leven kon ze zich over de verwoesting
van haar geluk heen zetten. De slag was te hard, te onverwacht geweest;
niets, zelfs geen schim van argwaan of wantrouwen had er haar op
voorbereid; opeens, als een donderslag was 't uitgebarsten: zijn vlucht
met die vrouw, eene waarmee hij het al lang, van voor zijn huwelijk
hield, eene die hij bijna dagelijks zag, eene die geheimlijk met hen
mede was op de huwelijksreis en ook op alle reizen die zij verder
ondernamen;... opeens, door een toevallige omstandigheid; door een
brief voor hem die in haar handen kwam, had alles zich ontsluierd; en
vanaf dat oogenblik was 't in haar ziel als een onverpoosd werkend en
knagend vergif, tot het een langdurige, kwijnende ziekte werd, die haar
onmeedoogen
|