cht; en buiten, voor het raampje, zagen zij hem, als uit minachting,
naar het huis toe spuwen.
"Voortaan zal hij zich wel in acht nemen," meende de barones.--En zij
bleef nog een poosje, in gedrukte stemming, met Rozeke praten.
Nauwelijks was zij vertrokken of Smul kwam met vluggen, vastberaden pas,
over den boomgaard aangestapt. Rozeke beefde. "Zou hij nu reeds
durven...?" Zij riep angstig Meleken uit het achterhuis en beval het
meisje dringend met de kinderen bij haar te blijven.
Daarbuiten hoorde zij zijn ruwe stem, roepend naar Kamiel, die in de
schuur aan 't dorschen was.
"Kamiel, goa ne kier seffens mee mijn kopplementen bij boer Lauwe om
zijn sjeeze vroagen en brijng ze mee."
"Wa goat hij doen?" vroeg Rozeke zich angstig af.
De jonge knecht liet zijn dorschvlegel vallen en liep haastig door het
hek, terwijl Smul naar het woonhuis toe kwam.
"Och Hiere," dacht Rozeke doodsbleek en bevend, nu zal hij mij slaan,
mij doodslaan." Zij deed Hilairken en Marietje in een hoek achter 't
tafeltje zitten en klampte haar rechterhand aan de wieg van het
kleintje, terwijl zij met de linker instinctmatig Melekens schort
vastgreep.
Maar hij kwam binnen en zonder haar zelfs aan te zien noch een woord te
spreken, ging hij naar hun slaapkamer, waarvan hij met een bruusken ruk
de deur achter zich toeknakte. Roerloos en zwijgend stonden de vrouwen
te beven.
Zij hoorden dat hij zich aan het verkleeden was; zij hoorden gerinkel
van geld.
--Wa peinste gij? woar zoedt hij noartoe goan? wa goat hij doen?"
fluisterde zij tot het dienstmeisje.
Meleken trok de schouders op. Hoe kon ze 't gissen?
Rozeke voelde haar angst wat verminderen; opnieuw kwam moed en
weerstandskracht in haar. Zij keek even om naar Hilairken en Marietje,
die zich doodstil, met groote, bange oogen in hun hoekje hielden,
vaag-bewust dat gevaar hen dreigde.
Na enkele minuten ging de deur weer open en Smul verliet de kamer, op
zijn zondagsch gekleed, 't gezicht vuurrood en woest-vertoornd. Maar
nogmaals sprak hij geen woord, noch richtte zelfs een blik naar haar; in
een ruk was hij buiten en liep naar de stallen, terwijl Kamiel, als een
paard tusschen 't lemoen loopende, met boer Lauwe's sjees door het hek
kwam.
Hij volgde Smul in den paardenstal en samen haalden zij de merrie eruit
en spanden in. Ruw trok hij 't goede beest bij den breidel, deed het
achterwaarts in de door Kamiel opgetilde draagboomen steigeren; en
plotseling, zonder eenige
|