en heel
klein, donker vogeltje, nauwelijks zichtbaar in het
naakt-twijgen-gewirwar van een appelboom, zong kort en fijn een
doodweemoedig deuntje. 't Was als de stil-trillende klacht van een
zwak-lijdend zieltje in de wijde, winter-eenzame verlatenheid. Zij
huiverde en met een diepen zucht ging zij weer Meleken helpen
omwasschen...
De mannen liepen slenterend verder. Zij wandelden om de akkers heen en
kwamen ergens voor een landelijk herbergje, waar zij binnen traden en
weer aan 't drinken en kaartspelen gingen.--'t Werd avond, vroege,
droeve winteravond; 't werd nacht, kille, nevelige winternacht.--Nog
steeds was hij met de mannen uit.--Opnieuw kwam Rozeke huiverend op den
drempel staan en keek en luisterde. Alles was stil en eenzaam in den
omtrek. De mist sijpelde met zacht geruisch in trage dikke tranen, uit
de boomentwijgen in het natte gras; en verder hoorde zij niets dan den
langzamen, doffen kadansslag van een enkelen laten dorschvlegel, ergens
in een schuur.
Zij ging weer binnen en legde zich te bed. De kinderen en Meleken waren
reeds slapen gegaan....
Laat in den nacht kwam hij terug. Zij hoorde van verre zijn struikelende
voetstappen en rilde van afkeer en angst.--Hij opende de deur en deed ze
weer op 't nachtslot. Heel eventjes bromde daarbuiten de waakhond.
Toen kwam hij op de kamer waar zij lag en kleedde zich sprakeloos
uit.--Zij rilde, rilde ... Zwaar zwoegde zijn adem in een benauwende
lucht van tabak en drank die om hem heen walmde.
Toen kwam hij bij haar....
Dat was het einde van den eersten dag van Rozeke van Dalens tweede
huwelijk....
* * * * *
XL.
Voortaan was Rozeke's leven afgesloten in een nauw-beperkten kring,
waarin zij zelve haast geen verandering meer verwachtte. In vroeger
jaren had ze geleefd in hoop, in vrees, in afwachting van zij wist niet
wat al komende of mogelijke gebeurtenissen: nu scheen haar alles vast
vooruit geregeld, alsof het al jaren en jaren te voren onwederroepelijk
aldus voorspeld en geschikt was.
Vanaf het eerste oogenblik stelde hij zich tyranisch aan als eenig
opperhoofd en baas en zij werd dadelijk als een tweede dienstmeid, te
nauwernood verheven boven deze welke er reeds was. Hij was vertoornd op
haar ouders, die zich tegen haar huwelijk met hem gekant hadden en
verbood haar nog ooit een voet over hun drempel te zetten, noch iemand
van haar familie bij zich aan huis te ontvangen. Hij vroeg haar den
sleu
|