zou te houden zijn. Rozeke weende.
Waarom was het ook maar niet dadelijk bij zijn geboorte gestorven?
Smul nam heelemaal geen notitie van haar in die dagen. Hij liet haar
maar liggen en zag ook naar zijn ellendig kind nauwelijks om. Een baker
was aan huis en Rozeke, Smuls verbod trotseerend, zond Meleken naar haar
ouders om hen te laten weten dat het kind geboren was en te vragen of ze
niet eens kwamen zien. Maar zij wilden of durfden niet komen en Meleken
bracht de boodschap terug dat niemand van haar huis zich wagen zou.
"Ware hij maar dood, dan zouden ze wel komen", dacht Rozeke. En zij
besloot zelve weer naar hen toe te gaan, wat er ook gebeuren mocht,
zoodra als zij er toe in staat zou zijn. Dit vast besluit gaf haar
nieuwen moed en sterkte.
Toen het kind een veertien dagen oud en Rozeke weer op de been was, kwam
de jonge barones haar eens bezoeken. Gedurende maanden, sinds haar
tweede huwelijk, dat koelheid en vervreemding tusschen haar had te weeg
gebracht, had Rozeke de lieve, zachte bescherm-vriendin van vroeger niet
teruggezien; en nu schrikte zij haast van haar verschijning. Haar
gezicht was mager en betrokken, haar vroeger zoo frissche, levende
gelaatskleur had een doodsche gele tint gekregen en grijze zilverdraden
mengden zich reeds in de donkere haren. Haar oogen stonden dof en
ernstig onder gepijnigd-saamgetrokken wenkbrauwen; zij was geheel in 't
zwart gekleed, als rouwde zij, gelijk dien droeven najaarsmiddag, jaren
geleden, toen Rozeke haar in 't kasteel was gaan bezoeken; en Rozeke
kreeg plotseling in haar geest de sombere visie van een lijk behangen
met een zwart doodsgewaad en zilveren franjes.--Want zij wist het wel,
helaas! zooals eenieder nu in 't dorp: de barones was ongelukkig in haar
huwelijk en leefde, feitelijk van haar man gescheiden, met haar zoontje
bij haar ouders op 't kasteel.
De barones keek naar 't ellendig wichtje in de wieg en zuchtte. Toen
vroeg ze plotseling, met somber-saamgetrokken wenkbrauwen:
"Is het waar, Rozeke, dat hij u slaat en mishandelt?"
Een hooge kleur schoot plotseling, als een gloed van vuur, over Rozeke's
ingevallen wangen en met een uitdrukking van schrik in de oogen staarde
zij haar vriendin strak aan.
"Joa 't," zuchtte zij dof.
De barones had een gebaar van verontwaardiging en opstand.
"De schurk! Waarom laat gij u van hem niet scheiden!" riep zij.
Rozeke aarzelde, bevend, de oogen vol tranen, niet wetend wat
geantwoord.--Scheiden!--daar had
|