g.
Een korte vlam van toorn schoot uit zijn barsche oogen. Hij
grijnslachte; maar eensklaps kalm:
"'t Es goed; betoal mij dan.--'K goa morgen wig."
Het knakte haar plotseling neer als onder een slag. Haar weigering, haar
stugge opstand waren niets dan een instinctieve opbruising geweest; zij
bezat de kalme kracht van een vast beredeneerd besluit niet meer: en
alles was nu weer zoo diep verward in haar, onder het onverwachte van
zijn komst en van zijn woorden: zij wist niet eens meer wat ze 't meest
verlangen of het innigst vreezen moest: zijn blijven of zijn heengaan.
Haar gelaatstrekken verwrongen zich en zij begon te schreien; zij
antwoordde slap en zuchtend: "'t es goed, 'k zal om ou geld goan," en
als in een droom nam ze 't lampje van de tafel en ging er mee in de
kamer waar haar geld was, zonder zelfs te denken dat zij hem in de
duisternis van de keuken alleen liet.
Zij dacht er eerst aan toen ze reeds binnen in de kamer was en keerde
zich haastig en plotseling om. Zij wilde een kaars van boven de kast
nemen en plaatste de lamp even op 't schoorsteenblad, toen hij haar
eensklaps, als een roofdier op de teenen kwam nagehold, de lamp uitblies
en in een woeste pranging haar omknelde.
Zij slaakte een gil, maar kort; hij drukte haar de handen op den mond en
kreet dof:
"Zwijgt, of ik vermeurd ou!"
Zij viel in onmacht, zijlings tegen 't bed, dat vaag-wit schemerde in
een hoek.
Hij knarsetandde, grinnekend als een sater, van woest genot en wraak....
XXXIX.
Een der laatste dagen van December, toen al het graan der komende
oogsten was gezaaid en reeds in fijne groene stengeltjes uit den
grauwen, natvruchtbaren bodem begon op te kijken; toen 't wijde,
doodsche veld onder mistig-grijze schemerlucht in killen wintersluimer
lag, met zwarte en bonte benden kraaien, die er in loom-tragen
vleugelslag, als sombere boden van droefheid en rouw, schor-krassend
overheen vlogen; toen al het vee weer in de stallen was en ook de
kouwelijke menschen rustend na de zomerdrukte in hun dichtgesloten
huisjes bij het haardvuur zaten, waarvan de schoorsteenen alom over het
land den lichten grijzen rook ten grijzen hemel deden kronkelen... op
een van die natte, ijzige, triestige winterdagen, greep het huwelijk:
het droevig tweede huwelijk van Rozeke van Dalen met Smul plaats. Wat
was het toch alles anders geworden dan zij vroeger had gedacht? Waar was
de blijde zomeravond waarop zij van haar huwelijksreis met Alfons u
|