it de
stad terugkwam? Waar waren de bloemen? waar was het meisje dat haar een
gedichtje voorlas? waar waren de vroolijk-joelende feestvierders om het
rood-oplaaiend vuur?--Nu waren zij alleen, geheel en gansch alleen met
hun vier vreemde, ergens uit de buurt gevraagde getuigen. Geen enkel
familielid; geen enkele vriend! Haar ouders, broers en zusters waren
allen onverzoenlijk boos op haar geworden; en ook de jonge barones had
haar beschermende hand van haar afgewend. Op een middag was zij op het
hoevetje gekomen en had aan Rozeke gevraagd: "het is niet waar toch,
Rozeke, wat ik heb hooren zeggen, dat ge met zoo'n vent zult gaan
hertrouwen!" en toen Rozeke, in tranen, haar gezegd had dat het wel
gebeuren zou en haar verteld had hoe 't gekomen was, en waarom het nu
niet anders kon meer; toen was de barones eerst in verontwaardiging
uitgebarsten en had gezegd dat zoo'n schurk bij de politie diende
aangeklaagd; maar eindelijk was haar toorn veranderd in medelijden, en
vol teleurstelling en leed had ze zuchtend haar schouders opgehaald en
was vertrokken. Zij zelve was nu niet gelukkig meer. In 't dorp werd er
veel over gefluisterd en Rozeke had het ook gehoord: haar man liep
openlijk met andere vrouwen; de oude baron en barones wilden hem op het
kasteel niet meer ontvangen en er werd reeds van scheiding gesproken.
Overal zag Rozeke rouw en droefheid om zich heen. Zij was zoo jong nog,
pas zes en twintig geworden en al het lieve en frissche van haar leven
was reeds uitgebloeid of doodgeknakt. Alfons gestorven, haar ouders
boos, haar zachte, lieflijke bescherm-vriendin diep ongelukkig en van
haar vervreemd; en nu dat somber tweede huwelijk van geweld en dwang,
van woeste aanranding en van verkrachting, dat huwelijk waar zij van
walgde, maar dat zij aanging uit nood, uit broodnood, voor haar en voor
't bestaan van hare kinderen!
't Was haar te moede als woonde zij haar eigen lijkdienst en begrafenis
bij. O, die wettelijke verbintenis op het stadhuis, in die stoffige
kamer der secretarie, waar dezelfde mannen die haar liefde-huwelijk met
Alfons bezegeld hadden, nu met onaangename, zure gezichten van verveling
en minachting ook haar tweede huwelijk met Smul voltrokken! Dat
toonloos, onverschillig gezanik van woorden waar niemand naar luisterde,
dat krassen van de pennen op 't papier, dat nauwelijks gebromd
"proficiat" van de getuigen; en dan die koude, akelige borrels jenever
in de koude ongezellige herbergkamer van 't gemeenteh
|