FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95  
96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   >>  
al die weelde aan hem die nu vertrekken ging te danken had. Maar zij dacht ook met weemoedvolle teederheid aan Alfons, die niets van al dat mooie had mogen zien; en zij bedwong, bijna met een gevoel van zelfverwijt, haar vluchtige weeke stemming. Zij keerde naar de boerderij terug, om ook daar, als een moedige en verantwoordelijke meesteres, alles eens van dichtbij na te gaan. Zij drong, onopgemerkt, langs achter in de stallen. Zij vond het beter dat Meleken er haar niet zag binnen gaan. De koeien, die heel den ochtend in de wei gegraasd hadden, stonden of lagen nu rustig op een versch strooleger in hun hokken te herkauwen; het jong goed: de runders en de kalveren liep in afzonderlijke hokken los en kwam nieuwsgierig naar Rozeke kijken; en in het varkenshok lag de dikke zeug wellustig met gesloten oogen in een hoek te kreunen en te knorren, omringd door al haar wroetelende jongen, als door een krioelend troepje van spiernaakte, roze menschenkinderen, die af en toe met schrille gilletjes elkaar verdrongen om te zuigen. Alles was goed in orde in den koestal; het rook er frisch naar versche melk en muskus; Vaprijsken, die anders al niet veel verstand van boeren had, mocht wel trotsch zijn op zijn werk: hij was een uitmuntende stalknecht. Door een binnendeur kwam zij van den zoet naar melk en muskus geurenden koestal in den paardenstal, waar het, zonder overgang, scherp rook naar ammoniak. De zware bruine merrie lag er kalm uitgestrekt, als een moegesjouwd mensch die van zijn zondagsrust geniet; en Rozeke bewonderde haar schoone groote oogen, groen-glanzend in de halve duisternis, terwijl het beest vreedzaam 't hoofd tot haar omkeerde. 't Was zulk een trouw, goed paard, dat reeds zooveel voor haar gewerkt had, en Rozeke boog zich even en klopte verteederd-streelend op de forsche, dofglimmende schoft. De merrie maakte een beweging of zij op wou staan. "Nien nien, blijf gij moar liggen, blijf gij moar rusten, mijn bieste," sprak Rozeke de merrie aan, als sprak zij tot een mensch, die haar begrijpen kon; en zij haastte zich weg bij het veulentje, dat als een ongeduldig, speelziek kind, trippelend achter de ijzeren staven van zijn krib op haar te wachten stond. Het speet haar dat zij niet een klontje suiker meegenomen had om het te trakteeren; maar zij vond gelukkig in een hoek een worteltje en gaf het hem. Het jolig beestje knabbelde er op en speelde er mee met schuimend op en neer flappenden mond, maar liet het eindeli
PREV.   NEXT  
|<   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95  
96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   >>  



Top keywords:
Rozeke
 

merrie

 

achter

 

muskus

 

koestal

 

mensch

 

hokken

 

duisternis

 

terwijl

 
glanzend

schoone

 

groote

 

vreedzaam

 

speelde

 

omkeerde

 

beestje

 

bewonderde

 
knabbelde
 
zondagsrust
 
zonder

overgang

 

scherp

 

ammoniak

 

eindeli

 

geurenden

 

paardenstal

 

bruine

 

flappenden

 
schuimend
 

moegesjouwd


uitgestrekt
 
geniet
 

bieste

 
wachten
 
rusten
 
klontje
 

binnendeur

 

liggen

 
staven
 
begrijpen

haastte
 

ongeduldig

 

speelziek

 
ijzeren
 
trippelend
 

gelukkig

 

klopte

 

verteederd

 

worteltje

 

veulentje