ook haast niet te denken, zoo volop in den drukken tijd.
Allen waren bezet: geen enkele knecht of daglooner, goed of slecht, was
op dat oogenblik meer vrij. Het eenige wat moeder doen kon was Rozeke
beloven dat Miel of Dolf voor 'n poosje zou komen, maar natuurlijk niet
voor lang, want zij waren nu thuis ook broodnoodig.
En intusschen verstreken de druk-bezette dagen, het oogenblik dat Smul
zou weggaan naderde en hij kon maar niet vervangen worden. Rozeke was
radeloos. Gansche nachten lag ze te peinzen en te zuchten, te zoeken
naar een middel, om Smul, al was 't maar voor een heele korte poos, tot
na den oogst-en-zaaitijd, op de boerderij te houden. Doch hij was niet
te spreken noch te benaderen; als een stugge, nurksche bruut liep hij
wenkbrauwfronzend heen en weer; werkend, etend, slapend, zonder nog naar
iemand om te kijken, noch met iemand ook een enkel overbodig woord te
wisselen.
Een nieuwe zondag kwam en dadelijk na 't ontbijt, toen hij klaar was met
zijn werk in den stal, trok hij zijn beste kleeren aan en vertrok naar
't dorp. Tegen twaalf uur kwam hij niet terug om te eten. Zij wachtten
even, maar toen hij daar om half-een nog niet was, at Rozeke zonder hem,
met Meleken en met Vaprijsken.--Hij zal niet meer komen, dacht zij, hij
zal zich nu elders verhuurd hebben; en 't kropte in haar keel, zij kon
geen stukje doorslikken. Om twee uur kwam haar moeder. Deze moest wel
bekennen dat ze nog maar steeds geen anderen knecht voor Rozeke gevonden
had; maar dat kwam er niet op aan, beweerde zij: maandag over een week,
denzelfden dag dat Smul vertrok, zou Dolf naar 't boerderijtje komen en
er blijven tot zij iemand had. Slechts twee- of driemaal in de week zou
hij voor een halven dag naar huis moeten terugkeeren, om er 't
allerdringendste te helpen doen.
Rozeke voelde zich geenszins door deze belofte doelmatig geholpen noch
getroost. Zij begreep best dat zoo'n halve maatregel tot niets zou
dienen. Wat zij op de hoeve noodig had was een flinke, werkzame man, die
er dag aan dag van den ochtend tot den avond was, de eerste op en de
laatste naar bed, zooals Alfons gedaan had zoolang als hij maar kon en
zooals Smul na hem ook had gedaan.
Toen moeder weer weg was dacht zij er lang over na en kwam tot de
concluzie dat er voorloopig niets anders op te vinden was, dan zichzelve
zoo spoedig en zoo goed mogelijk op de hoogte van alles wat de boerderij
betrof te stellen. Waarom ook wist ze daar nog steeds zoo weinig van af?
|