enden: leve consul Bernick en zijn medestrijders! Een
hoera voor onze steunpilaren der maatschappij!
DE HEELE SCHARE. Leve consul Bernick! Leve de steunpilaren der
maatschappij! Hoera, hoera, hoera!
LONA. Mijn gelukwenschen, Karsten! (_Afwachtende stilte_).
BERNICK (_begint ernstig en langzaam_). Mijne medeburgers,... bij monde
van uw woordvoerder werd er gezegd dat wij heden staan aan den vooravond
van een nieuw tijdperk,... en ik hoop dat die verwachting verwezenlijkt
zal worden. Maar opdat dat zal kunnen geschieden, moeten wij de waarheid
zoeken,... de waarheid, die tot op heden doorgaans en in alle kringen
geen onderkomen gevonden heeft in deze maatschappij (_verrassing onder
de omstanders_).
BERNICK. Ik moet beginnen met de loftuigingen af te wijzen, waarmee u,
mijnheer Roerlund, volgens oud gebruik bij dergelijke gelegenheden, mij
heeft overladen. Ik verdien die niet; want ik ben tot op dezen dag geen
onzelfzuchtig man geweest. Al heb ik dan niet altijd naar geldelijk
voordeel gestreefd, dan ben ik mij nu althans wel bewust, dat de
begeerte, het verlangen naar macht, invloed, aanzien, de drijfveeren
zijn geweest bij de meeste mijner daden.
RUMMEL (_halfluid_). Wat beteekent dat?
BERNICK. Tegenover mijn medeburgers heb ik mij daarover niets te
verwijten; want ik geloof nog dat ik onder de bekwamen hier bij ons,
in de eerste rij mag plaats nemen.
VELE STEMMEN. Ja, ja, ja!
BERNICK. Maar wat ik mijzelf ten laste leg, is dat ik zoo dikwijls zwak
genoeg ben geweest om langs kronkelpaden te gaan, omdat ik bang was voor
de mij bekende neiging van onze maatschappij, om onzuivere motieven te
zoeken achter alles wat een man onderneemt. En nu kom ik tot een punt
dat daarmee samenhangt.
RUMMEL (_onrustig_). Hum ... hm!
BERNICK. Er loopen hier geruchten over groote terrein-aankoopen, in den
omtrek. Deze gronden heb ik gekocht, allemaal, ik alleen.
GEDEMPTE STEMMEN. Wat zegt hij? De consul? Consul Bernick?
BERNICK. Ze zijn voorlopig in mijn handen. Natuurlijk heb ik mijn
medewerkers, de heeren Rummel, Vigeland en Sandstad, in het vertrouwen
genomen, en zijn wij overeengekomen....
RUMMEL. Dat is niet waar! Bewijs ... bewijs...!
VIGELAND. Wij zijn niets overeengekomen!
SANDSTAD. Neen, nu moet ik toch zeggen....
BERNICK. Dat is heel juist; wij zijn nog niet overeengekomen over dat,
wat ik zeggen wilde. Maar ik hoop vast, dat de drie heeren het met mij
eens zullen zijn, als ik zeg dat ik van avond
|