FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133  
134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   >>   >|  
losliet ... en toen zijn kamer leeg was en zijn ransel en zijn kleeren weg waren.... BERNICK. Ja ... ja...? MEVR. BERNICK. ... ging ik loopen; haalde Aune op; wij zijn met zijn zeilboot uitgegaan; het Amerikaansche schip wou juist uitzeilen. Goddank kwamen wij nog bijtijds ... ging aan boord, liet het ruim doorzoeken ... vond hem.... O Karsten, je moet hem niet straffen! BERNICK. Betty! MEVR. BERNICK. En ook Aune niet! BERNICK. Aune? Wat weet je van hem? Is de "Indian Girl" weer onder zeil? MEVR. BERNICK. Neen, dat is juist de zaak.... BERNICK. Toe zeg ... gauw! MEVR. BERNICK. Aune was net zoo ontdaan als ik; het onderzoek nam nog al tijd; het begon donker te worden zoodat de loods bezwaren begon te opperen, en zoo verstoutte Aune zich ... om in jou naam.... BERNICK. Wat? MEVR. BERNICK. Het schip tot morgen op te houden. KRAP. Hm.... BERNICK. O, wat een onuitsprekelijk geluk! MEVR. BERNICK. Ben je niet boos? BERNICK. O Betty, wat een overstelpend geluk! RUMMEL. Je bent ook veel te nauwgezet. HILMAR. Ja, zoodra er sprake is van een kleinen strijd met de elementen, dan ... oeh! KRAP (_bij het raam_). Daar komt de stoet door het tuinhek, mijnheer. BERNICK. Ja, nu mag hij komen. RUMMEL. De heele tuin loopt vol menschen. SANDSTAD. De heele straat is propvol. RUMMEL. De heele stad is op de been, Bernick. Het is waarlijk een verheffend oogenblik. VIGELAND. Laat ons het in deemoed aannemen, meneer Rummel. RUMMEL. Alle banieren zijn er bij. Wat een stoet! Daar hebben we de feestcommissie met mijnheer Roerlund aan het hoofd. BERNICK. Laat ze nu maar komen, zeg ik! RUMMEL. Maar hoor eens, in den opgewonden toestand, waarin je verkeert.... BERNICK. Wat dan? RUMMEL. Zou ik niet ongenegen zijn het woord in jou plaats te voeren. BERNICK. Neen, dank je; van avond wil ik zelf spreken. RUMMEL. Maar weet je ook wat je zeggen moet? BERNICK. Jawel, wees maar gerust, Rummel,... nu weet ik wel wat ik zeggen moet. (_De muziek is intusschen opgehouden. De tuindeur wordt geopend. Roerlund treedt binnen aan het hoofd van de feestcommissie, vergezeld van een paar huurbedienden, die een overdekte mand dragen. Achter hen komen de burgers van de stad van alle standen, zooveel als de kamer maar bergen kan. Een onafzienbare menigte met banieren en vlaggen ontwaart men buiten in den tuin en op de straat_). ROeRLUND. Hoog vereerde Heer Consul! Ik zie aan de verrassing die zich op
PREV.   NEXT  
|<   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133  
134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   >>   >|  



Top keywords:
BERNICK
 

RUMMEL

 

zeggen

 
feestcommissie
 
Roerlund
 
mijnheer
 

straat

 

banieren

 

Rummel

 

verheffend


waarlijk
 
Bernick
 

ongenegen

 

oogenblik

 

verkeert

 

waarin

 

aannemen

 

meneer

 

deemoed

 

toestand


opgewonden
 

hebben

 

VIGELAND

 
intusschen
 

bergen

 
onafzienbare
 
menigte
 

zooveel

 

standen

 

Achter


burgers

 

vlaggen

 
ontwaart
 
Consul
 

verrassing

 
vereerde
 

buiten

 

ROeRLUND

 

dragen

 

spreken


gerust

 

plaats

 
voeren
 

muziek

 
vergezeld
 
huurbedienden
 

overdekte

 

binnen

 
treedt
 

opgehouden