ar zij....
BERNICK. Niet thuis! Daar zie je het nu Lona, geen steun ... noch in
vreugde, noch in leed!
RUMMEL. Haal de gordijnen op! Help mij eens even, mijnheer Krap. U ook
mijnheer Sandstad. Doodjammer dat de familie nu juist zoo verspreid is!
Heelemaal niet volgens het programma.
(_De gordijnen van de deur en de ramen worden weggetrokken. Men ziet de
heele straat geillumineerd. Tegen het huis aan de overzijde is een groot
transparant geplaatst met het opschrift: "Leve Consul Bernick, de steun
onzer maatschappij!"_).
BERNICK (_wijkt schuw terug_). Weg met dat alles! Ik wil het niet zien!
Doe uit! Doe uit!
RUMMEL. Met alle respect, Bernick, is het je in 't hoofd geslagen?
MARTHA. Wat scheelt hem, Lona?
LONA. Sst! (_zij praat zachtjes met haar_).
BERNICK. Weg met die honende opschrift, zeg ik! Zie jullie niet dat die
lichten de tongen naar ons uitsteken?
RUMMEL. Neen maar, nu moet ik toch bekennen....
BERNICK. Och, wat begrijpen jullie ook...! Maar ik, ik...! Lichten in
een sterfkamer zijn het!
KRAP. Hm....
RUMMEL. Neen, maar, hoor eens, Bernick, je trekt je dat al te erg aan.
SANDSTAD. De jongen maakt een plezierreisje over den Oceaan, en dan
krijgt u hem weer terug.
VIGELAND. Maar vertrouwen op den Almachtige, meneer de consul.
RUMMEL. En op de schuit, Bernick; die zal toch wel niet zoo dadelijk
zinken, vermoed ik.
KRAP. Hm....
RUMMEL. Ja, als het nu een van die drijvende lijkkisten was, waar je zoo
van hoort in de groote maatschappij....
BERNICK. Ik voel dat mijn haar grijs wordt in dit uur. (_Mevrouw
Bernick, met een grooten doek over haar hoofd, komt de tuindeur door_).
MEVR. BERNICK. Karsten, Karsten! Weet je...!
BERNICK. Ja, ik weet ... maar jij;... jij, die niets ziet,... jij, die
geen moederoog voor hem hebt...!
MEVR. BERNICK. O, luister toch...!
BERNICK. Waarom heb je niet over hem gewaakt? Nu heb ik hem verloren.
Geef hem mij terug als je kunt!
MEVR. BERNICK. Ja, dat kan ik, ik heb hem!
DE HEEREN. Ah...!
HILMAR. Nou, dat dacht ik ook wel.
MARTHA. Karsten, je hebt hem terug!
LONA. Ja; maar weet hem nu ook voor je te winnen.
BERNICK. Je hebt hem! Is het waar wat je zegt? Waar is hij?
MEVR. BERNICK. Dat zeg ik je niet voor je hem vergeven hebt.
BERNICK. Och wat, vergeven...! Maar hoe kwam je te weten...?
MEVR. BERNICK. Denk je dat een moeder niets ziet? Ik was in doodsangst
dat je er iets van merken zoudt. Een paar woorden die hij gisteren
|