u is er niets meer dat
tegen je getuigen kan, Karsten. Nu kan je gerust zijn; wees nu ook
gelukkig ... als je kunt.
BERNICK (_ontroerd_). Lona ... waarom heb je dat niet eerder gedaan! Nu
is het te laat; nu heb ik mijn heele leven verspeeld; ik kan niet meer
leven na dezen dag.
LONA. Wat is er dan gebeurd?
BERNICK. Vraag het mij niet.... Maar ik _moet_ toch verder leven! Ik
_wil_ leven ... voor Olaf. Hij moet alles weer goed maken, boete doen
voor alles....
LONA. Karsten...!
(_Hilmar komt haastig terug_).
HILMAR. Nergens te vinden; weg; Betty ook niet!
BERNICK. Wat scheelt je?
HILMAR. Ik durf het je niet zeggen.
BERNICK. Wat is dat? Je moet en zult het mij zeggen!
HILMAR. Nu dan; Olaf is er van door met de "Indian Girl".
BERNICK (_tuimelt achteruit_). Olaf ... met de "Indian Girl"! Neen ...
neen!
LONA. Ja, 't is waar! Nu begrijp ik het ... ik zag dat hij uit het raam
sprong.
BERNICK (_in de deur van zijn kamer roept in wanhoop_). Krap, hou de
"Indian Girl" op om alles in de wereld.
KRAP (_komt naar buiten_). Onmogelijk, mijnheer. Hoe kan u denken
dat....
BERNICK. Wij _moeten_ het schip ophouden.... Olaf is aan boord!
KRAP. Wat zegt u!
RUMMEL (_komt naar buiten_). Olaf weggeloopen? Niet mogelijk!
SANDSTAD (_komt ook_). Hij zal wel met den loods teruggestuurd worden,
mijnheer Bernick.
HILMAR. Neen, neen; hij heeft mij geschreven; (_laat het briefje zien_)
hij zegt dat hij zich in het ruim verstoppen zal tot zij in volle zee
zijn.
BERNICK. Ik zie hem nooit terug!
RUMMEL. Och wat, onzin! Een sterk, flink schip, pas gerepareerd....
VIGELAND (_ook buiten gekomen_). ... van uw eigen werf, meneer de
consul!
BERNICK. Ik zie hem nooit terug, zeg ik jullie! Ik ben hem kwijt, Lona,
en ... nu zie ik het in ... ik heb hem nooit gehad (_luistert_). Wat is
dat?
RUMMEL. Muziek. Daar komt de serenade.
BERNICK. Ik kan niet, ik wil niemand ontvangen.
RUMMEL. Waar denk je aan! Dat is onmogelijk.
SANDSTAD. Onmogelijk, meneer; bedenk toch wat er voor u op het spel
staat.
BERNICK. Wat kan mij dat alles nu nog schelen! Wien heb ik nu nog om
voor te werken?
RUMMEL. Hoe kan je zoo iets vragen? Wij zijn er toch nog en de
maatschappij!
VIGELAND. Dat was een waar woord.
SANDSTAD. En meneer vergeet toch zeker niet dat wij.... (_Martha komt
door de verste deur links. Men hoort de muziek in de verte_).
MARTHA. Daar komt de stoet; maar Betty is niet thuis; ik begrijp niet
wa
|