van
het oogenblik af dat hij wegging. Of ik reden had om te hopen, denk je?
O ja, ik geloof wel dat ik daar reden toe had. Maar toen hij nu
terugkwam ... toen was het of alles uit zijn herinnering was weggevaagd.
Hij zag mij niet.
LONA. Het was Dina die je in de schaduw stelde, Martha.
MARTHA. 't Was goed dat zij het deed. Toen hij wegging indertijd, waren
wij van gelijken leeftijd. Toen ik hem terugzag.... O, dat vreeselijke
oogenblik!... werd het mij duidelijk dat ik nu tien jaar ouder was dan
hij. Hij had daarginder gewerkt in den helderen warmen zonneschijn, en
jeugd en gezondheid ingedronken met iederen ademtocht. En terwijl zat ik
hier binnen en spon en spon....
LONA. ... den draad van zijn geluk, Martha.
MARTHA. Ja, het was goud dat ik spon, Lona. Geen bitterheid! Niet waar,
wij zijn allebei goede zusters voor hem geweest?
LONA (_slaat de armen om haar heen_). Martha!
(_Bernick komt uit zijn kamer_).
BERNICK (_tegen de heeren binnen_). Ja, ja, beschik alles maar zooals je
't best vindt. Als het tijd is zal ik wel.... (_sluit de deur_). O, is
daar iemand? Hoor eens, Martha, je moet je een beetje gaan verkleeden.
En zeg aan Betty dat zij het ook doet. Ik verlang natuurlijk geen groot
toilet ... alleen maar een nette huisjapon. Maar je moet je haasten.
LONA. En een vroolijk, opgeruimd gezicht er bij zetten, Martha, en een
paar blijde oogen.
BERNICK. Olaf moet ook beneden komen; ik wil dat hij naast mij zal
staan.
LONA. Hm; Olaf....
MARTHA. Ik zal het Betty gaan zeggen (_zij gaat weg door de verste deur
links_).
LONA. Dus nu is het gewichtige, plechtige oogenblik gekomen.
BERNICK (_die onrustig op en neer loopt_). Ja ... nu is het er dan.
LONA. Ik kan mij voorstellen dat een man zich op zoo'n oogenblik trotsch
en gelukkig voelt.
BERNICK (_kijkt haar aan_). Hm.
LONA. De heele stad zal geillumineerd zijn, hoor ik.
BERNICK. Ja, zoo iets zijn ze van plan.
LONA. Alle vereenigingen met hun banieren zullen zich aansluiten bij den
stoet. Je naam zal in vurige letters prijken. Van nacht zal er naar alle
kanten getelegrafeerd worden: "In den kring zijner gelukkige familie
ontving Consul Bernick de hulde van zijn medeburgers als een der
steunpilaren der maatschappij."
BERNICK. Dat zal wel; en buiten zullen ze hoera roepen, en de menigte
zal net zoo lang juichen tot ik mij daar in de deur vertoon, en dan ben
ik wel gedwongen om te gaan buigen en bedanken.
LONA. O, gedwongen....
B
|