er sprake was en zijn
zal, behooren dus alle tot die, die "een spoor hebben achtergelaten."--
[48] H. Roland Holst, J.J. Rousseau. Blz. 36.
[49] Confessions.--Cursiveering van mij.
[50] Er is nog een andere en zeer _beteekenisvolle_ zijde aan de zaak,
welke echter pas belicht kan worden bij de behandeling der Le
Vasseur-figuur.
[51] Confessions.
[52] Confessions. Cursiveering van mij.--
[53] Ik geloof, dat dit over 't algemeen het "wilde" leven van vele
groote artisten verklaart. Men zie overigens mijn 3den "Brief over
Literatuur."
[54] Dans ces temps-la meme ou Rousseau entretenoit l'Europe de ses
souffrances, _je ne l'ai jamais vu incommode_; il cheminoit, gambadoit,
atteignoit avant les autres le sommet des montagnes, et mangeoit de fort
bon appetit" (d'Escherny, geciteerd bij Petitain.)
[55] d'Escherny.
[56] Schetsen en Critische opstellen, blz. 149--150.
[57] H. Roland Holst, J.J. Rousseau, blz. 87: "Het wordt tijd dat
eindelijk eens andere oogen over u heenbuigen, oogen minder
bevooroordeeld door _klassegevoel_," enz. enz.
[58] H. Roland Holst. J.J. Rousseau, blz. 82.
[59] G. Petitain, Appendix aux Confessions.
[60] H. Roland Holst. J.J. Rousseau, blz. 252.--
[61] Ibid., blz. 83.--
[62] H. Roland Holst, J.J. Rousseau, blz. 83.
[63] Confessions. Cursiveering van mij.--
[64] Confessions. Cursiveering van mij.--
[65] Confessions.--
[66] Confessions.--
[67] Men zie eens wat Petitain, in een noot bij de Confessions, van de
d'Houdetot-geschiedenis met betrekking tot Therese zegt. En deze
schrijver is waarlijk geen vriend van Therese.--
* * * * *
HET HISTORISCH-MATERIALISME IN DE LITERAIRE CRITIEK [p.190]
IV.
Conclusien.
Enige overwegingen, verband houdend met den meer practischen kant van
het leven onzer tijden, mogen dit opstel besluiten; overwegingen, die
eensdeels de literaire onderrichter van het intelligent en talrijk in
den Diamantbewerkersbond georganiseerd proletariaat, anderdeels de
letterkundige criticus, het ook op ervaring steunend recht meent te
hebben, hier zonder omwegen te uiten: Indien de marxistische aesthetiek
verderfelijk is voor de kennis van de waarheid, zoowel betreffende den
aard van het Scheppend Vermogen der kunstenaars als van hun werken, hoe
verderfelijk zal zij dan wel niet zijn voor de opvoeding tot
kunstgenieten van breede volkslagen, wier uitteraard blinde en
strompelende oordeelskracht, het
|