r kinderen hebben gedacht, die haar
steun hadden kunnen zijn, vleesch van haar vleesch, bloed van haar
bloed; met wie zij had kunnen praten, die haar hadden begrepen en met
haar zouden hebben meegeleefd in haar kleinheid en onwetendheid,
wellicht; die, zeker, haar een vertroosting zouden zijn geweest voor
veel. Hoe moet zij soms dien man hebben gehaat, toch zorgvuldig met haar
boersche sluwheid, haar onovertrefbare slimheid van niet veel meer dan
analphabete, wier verstandskracht door niets anders wordt verbruikt,
haar voelen verbergend--en toch daarin niet slagend bij _Rousseau's
vrienden_! die zagen juist, Mevr. Holst!--in de eerste jaren daartoe
gedwongen door, en onder leiding van haar megera van 'n moeder, in wier
[p.186] karakter schraapzucht, valschheid en lust tot intrigeeren al het
andere overheerschten; in de latere jaren, met veel behendigheid, uit
eigen inzicht en zonder hulp alles doende, goed of slecht, wat
verhinderen kon, dat Rousseau aan haar invloed ontsnapt; alles doende
wat hem sterker aan haar binden kan. Waarom? Zie haar op het eind van
haar leven, aan de deur van de _Comedie Francaise_ de hand ophouden voor
een aalmoes, en ge weet het! Eenmaal gedurende de lange jaren van haar
leven met hem, schijnt haar beleedigde vrouwelijkheid haar te sterk te
zijn geworden. Rousseau spreekt namelijk van een "refroidissement dans
Therese" en wijt deze aan de abstinentie waartoe hij zich verplicht
voelde, zoowel met het oog op zijn wankelende gezondheid, als om niet in
een herhaling van zijn vijfvoudig herhaald misdrijf te moeten vervallen.
Dat was echter hoogstwaarschijnlijk de ware oorzaak niet. Die moet
gezocht worden in zijn verhouding tot Mad. d'Houdetot: onder Therese's
oogen hadden de maneschijn-wandelingen plaats gevonden, onder haar oogen
was de geheele geschiedenis afgespeeld. Welke vrouw zou zich hier niet
beleedigd hebben gevoeld, ten eerste, door het _feit-zelf_, maar dan, en
wellicht vooral, door de minachting jegens haar, die uit de
omstandigheid sprak, dat haar man niet de minste moeite deed, iets ervan
voor haar te verbergen[67]. Zoo heeft zij, in hardnekkig zelfbedwang,
zich vast aan hem gehecht, hem nimmer loslatend, hem overal volgend, hem
met haar invloed omwikkelend als met een web, gehaat daarom en in haar
drijfveeren door allen doorzien, die haar dan ook "_une cerbere
odieuse_" noemden, door Rousseau alleen niet doorzien. Zij heeft met hem
de jaren doorgebracht, wrokkend zonder twijfel, hat
|