er armen en
verdrukten, het lichtbaken der volgende geslachten geworden zijn?....
En nu: wat heeft de verfraaiingstendenzen ten opzichte der
Rousseau-figuur in Mevr. Holst veroorzaakt? Wel, dunkt mij, niets is
duidelijker: het pogen _de synthese tusschen hoogere en lagere
persoonlijkheid langs den historisch-materialistischen weg te bereiken_.
Indien men het kunstwerk in zijn geheel, maatschappelijk- en
psychisch-geologisch, om 't nog eens weer zoo te noemen, uit de
productieverhoudingen [p.173] en de lagere persoonlijkheid wil verklaren
en daarbij tevens aanneemt, dat er in die lagere persoonlijkheid niets
aan maatschappij- of natuur-invloed aanwezig is, dat niet zijn uiting
vindt in de schepping der Hoogere, 't geen Mevr. Holst, de marxistische
aestheticus, inderdaad meent; indien men wat wij den aanleg, het talent,
het genie noemen, in zijn volle kracht en schoonheid der menschelijke,
lagere persoonlijkheid acht te _ontstijgen_, en daarbij tevens aanneemt,
dat er niets in die lagere persoonlijkheid aan neigingen, krachten en
zwakheden aanwezig is, dat niet de een of andere wijziging in de
_scheppings_beweging-zelf van het talent of genie te weeg brengt, 't
geen Mevr. Holst inderdaad meent; indien men dan ziet, dat er in het
werk van dat talent of genie, meeningen worden voorgestaan, theorieen
verkondigd, die in de menschelijke keuringssfeer "goed" of "zedelijk" en
dat wel in den hoogsten graad heeten, terwijl er daarentegen geen enkele
theorie of meening in wordt verkondigd, welke in die sfeer "slecht" of
"onzedelijk" wordt genoemd--dan wordt men er immers onweerstaanbaar en
onbewust toe gebracht, de "onzedelijke" en de "niet goede" dingen der
lagere persoonlijkheid niet, of zoo _microscopisch_-klein te zien, dat
het daardoor verklaarbaar wordt, dat zij geen merkbaren invloed gehad
hebben; dan wordt men er dus immers onbewust toe gebracht de lagere
persoonlijkheid te _verfraaien_! In hoeveel vrijere positie komt men
daarentegen ten opzichte van het kunstwerk en de lagere persoonlijkheid
des kunstenaars te staan, indien men aanneemt zooals ik, dat door haar
algemeene ontvankelijkheid voor bevruchting, de lagere persoonlijkheid
eens kunstenaars het Scheppend Vermogen aantrekt, zooals aarde zaad, en
de bloem den bestuivenden vlinder, maar met dien verstande en met die
beperking, dat zij slechts die scheppende krachten kan aantrekken, wier
aequivalenten in menschelijk-onvolmaakten staat, maar in voldoend-sterke
mate, zi
|