l gekropt hebbend,
verwilderend in zijn denken gestegen zijn! Als bij een kind, dat
verdwaald om moeder huilt, flitst dan, in die felle benauwing de
reddingsvolle gedachte aan het zoo lieve en zachte tehuis bij "Maman" in
hem op. Het wenken van de veiligheid, van het voor harde vreemden
afgesloten intieme, is dan te groot, te verlokkend: hij _snelt_ weg.
_Ten deele_, zei ik, is die daad uit dit alles te verklaren, want
_zonder het zedelijk-defecte in hem, zou, in dit geval, de menschenvrees
het plichtsgevoel niet hebben kunnen overwinnen_.--
Wat nu de hysterische behoefte betreft, de aandacht op zich te vestigen:
deze heeft niet alleen aanleiding gegeven tot allerlei onschuldige
pueriliteiten, zooals hoogstwaarschijnlijk het dragen van Armenische
kleeding, e.d., die nog met een weinig goeden wil kunnen worden geacht,
uit ijdelheid voort te komen, maar ook tot ernstiger dingen, als het
vragen om hulp, zonder die noodig te hebben--van uit Ermenonville--; het
klagen over zijn kwaal, ook in een tijd, dat hij bergtoeren ondernam en
niemand van zijn omgeving iets van ziekte of ongemak bij hem kon
bespeuren;[54] het bekoesteren van het martelaarschap, zijn, volgens
geloofwaardigen, sterk-overdrijven van de "lapidation" te [p.171]
Motiers,[55] benevens, voor een goed deel tot die handelingen welke
Dusaulx vlijmend-juist kenschetst met de woorden: "Il partit donc,
_quittant celui dont il avoit fait la conquete_.--
Alles samenvattend kan men zeggen, dat Rousseau's leven vooral tragisch
is geweest door de worsteling van zijn betrekkelijk-geringe lagere
persoonlijkheid met zijn geweldige Hoogere, zijn edel Genie. Een gering
mensch, die telkens als hij iets doet of denkt wat tot die geringe
natuur behoort, plotseling de diepe, treurige oogen van een Christus op
zich voelt gevestigd, die hem overal begeleidt. Maar meest openbaarde
het zich niet zoo in zijn bewustzijn, hij voelde vaak slechts als een
terughoudenden ruk, maar wist niet wie daar rukte; een verkillende tot
bezinning brengende greep, en hij wist niet wie daar greep. Zoo heeft
hij ook nooit de _grond_oorzaak van zijn zonderling gedrag bij de
schoone Zulietta in Venetie doorvoeld. _Deze was die grondoorzaak_.
Midden in een hartstocht-opwelling viel soms een ijzige kilte op hem
neer... hij bezon zich en dacht dan koel, plotseling een ander mensch,
aan allerlei dingen.... En hoe kwam dat nu toch in hem.... waarom moest
hij nu zoo vreemd-koel denken?... zoo mijmerde hij dan
|