en, uiterst
luchthartig gods water over gods akker laten loopen: Madame de Warens
gaat zienderoogen financieel achteruit, hij--wel is waar onder het
zelf-accompagnement van veel Warholdiaansche [p.168] schoone
plannenmakerij, betuigingen en speeches--blijft meeeten, pleizierreisjes
maken en helpt zoodoende nog een beetje sneller den boel naar den
kelder. Hij verklaart dan ook, nooit ongerust te zijn geweest, wanneer
hij doodarm was. Ook zijn hierdoor ten deele een paar uitingen van zijn
"delire inconcevable" te verklaren; zoo bijv. het kattenmuziek-concert
bij de Treytorens: hij weet, dat hij nagenoeg niets bezit van de
technische kennis, vereischt om muziek te componeeren; hij weet, dat 't
dus voor iemand als hij aan het krankzinnige grenst, zoo iets te
ondernemen; jawel, alles goed en wel, maar--de wonderbaarlijke hulp op
het beslissende oogenblik, wenkt hem in de vage verte... alles zal wel
terecht komen....--En zoo ook: het verlaten der Gouvons, zonder eenig
bestaansmiddel dan: de goocheltoertjes met een fontaine de Hieron! Toch
worden deze buitensporigheden, zooals ik reeds zei, slechts ten deele
door bovengenoemde neiging verklaard. Zij komt immers in tallooze
personen voor, zonder hen zoover te brengen. Om dat wel te kunnen is het
dan ook noodig, dat zij enorm en op een geheel eigenaardige wijze wordt
versterkt door een haar bijna gelijke, maar uit geheel andere bron
ontspringende eigenschap, welke alleen in hen wordt gevonden, door wie
het Scheppend Vermogen werkt, of die psychisch voorbestemd zijn, dat het
door hen werken zal: artisten. Kunstenaars zijn namelijk zulke menschen,
die in hun bewustzijn _voortdurend gaven ontvangen van het
hun-Onbewuste_; die voortdurend in hun bewustzijn tooneelen beleven,
beelden zien oplichten, welke zij niet hebben samengesteld of gevormd;
in 't kort: die allerlei onverwachts in zich-zelf zien gebeuren. In
zulke menschen leeft daardoor de neiging, ook in 't dagelijksche leven
hunner _lagere_ persoonlijkheid, allerlei dingen van het niet-ik te
verwachten, welke een gewoon mensch er nimmer van verwachten zou.[53] En
deze neiging bezit hun lagere persoonlijkheid reeds _voor_ het Scheppend
Vermogen zich in haar openbaart. Zonder [p.169] die neiging zou de
gewenschte verhouding van den lageren mensch tot zijn hem beheerschend
genie niet mogelijk zijn. Zij maakt den eerste geschikt voor het
nederig-receptieve, en voor de zelfvergetelheid-in-aanvaarding van de
gaven van het laatste! Zu
|