t
menschenschepper, en zijn _Raphael_--in _Ghetto_--ver-beeldt te midden
van een klein- en plat-burgerlijke omgeving het socialistisch _ideaal_,
maar desalniettemin is, zoo zeker als twee maal twee vier is, zijn
Raphael een bonk hol pathos, een bonk opgeschroefde gezwollenheid.
Moeten wij dit dus, _in aanmerking nemend de voortreffelijkheid zijner
overige productie_, zijner _werkelijkheids_beeldingen, wijten aan de
voosheid van het socialistisch ideaal?
Querido is een groot menschenschepper en zijn _Heins_--in
_Levensgang_--is een schepping, geinspireerd door het proletarisch
ideaal, maar desalniettemin leeft Heins op geen stukken na met de
levenswaarheid van bijv. den ordinair-burgerlijken Bresser. Moeten wij
dit dus wijten, gezien alweer de voortreffelijkheid der andere
beeldingen, aan de voosheid van het proletarisch ideaal? Wat kan Mevr.
Holst hierop antwoorden? Ik vrees, niet veel anders dan dat ik, mijne
gevolgtrekkingen makend, haar stelling heb omgekeerd, hetgeen echter,
de zooeven genoemde voortreffelijkheid immers in aanmerking genomen,
van geen werkelijk belang is.
[p.153] Maar niettemin kan ons, om het ware antwoord te vinden, een
uiting onzer schrijfster uitmuntenden dienst bewijzen. Over Rousseau,
Byron en Schiller sprekend zegt zij dit, in een noot:
Alleen Shelley is onder de burgerlijke dichters die de
vrijheids-idealen verheerlijkten, geheel vrij van valsch gevoel.
Ongetwijfeld mag men Mevr. Holst hier vragen, hoe dat komt, dat Shelley
wel vrij van valsch gevoel is en de anderen niet. Hoe ook de Engelsche
bourgeoisie van Shelley's tijd moge verschild hebben van de Fransche van
1789, de voosheid, die immers veroorzaakt werd volgens Mevr. Holst, door
hetgeen de lezer hieronder vindt aangehaald,[38] kan dan ook niet aan
hare idealen ontbroken hebben en die moeten dan dus ook hun nadeeligen
invloed op Shelley's geschriften hebben uitgeoefend! Waarom deden zij
dat niet? Hield _hij_ er misschien een apart-burgerlijk-ideaaltje-
voor-eigen-gebruik op na? Wacht maar niet op het antwoord, lezer. Mevr.
Holst geeft hier geen antwoord op! Wij echter, wien een historisch-
materialistische aesthetica niet hare dorre hand op den mond
leggen, allicht wel: de kunstenaar die een werkelijkheid beeldt in
kunst, doet als 't ware een fata morgana spiegelen boven en naar het
beeld eener stad; de kunstenaar, die een ideaal beelden wil in kunst,
wil een stad bouwen onder en naar een fata morgana. Het eerste kun
|