meester was ruw, lichtzinnig en
hardvochtig, hij sloeg het kind, gaf het niet genoeg te eten,
terroriseerde het op alle manieren. Al de ellende van het
leerlingstelsel, dat is de ellende voor een kind van overgeleverd
te zijn aan harde vreemden, van dag en nacht te verkeeren onder den
druk van hun bevelen, hun snauwen, hun spot, hun liefdeloosheid,
maakte hij door. Hij durfde zich nooit meer vrij uiten, hij leed
altijd honger, hij voelde zich aldoor afschuwelijk bekneld. Als een
knecht behandeld, als een slaaf verschopt, leerde hij de ondeugden
van knechten en slaven. Hij werd lafhartig, wrokkig, diefachtig,
verleugend. Zijn gemoed verhardde, zijn liefkoozend wezen sloot
zich in verbitterde zwijgzaamheid, zijn levendige aard versufte.
Eerst in later dagen werd hij zich pijnlijk-bewust hoe snel zijn
karakter in korten tijd was vervallen.[45]
Voor dit stukje mogen wij der schrijfster onverdeeld-dankbaar zijn. Er
is hier--men lette op den door mij gecursiveerden zin--niets verfraaid,
niets uitgewischt. Maar [p.159] hier _scheen dan ook zulk een fel licht
uit de Confessions-zelf,_ dat de schrijfster door haar onbewuste
verfraaiings- en uitwisschings-tendenzen niet _kon_ verhinderd worden te
zien. Want de geniale zelfbeluisteraar, die waarheid sprak als zijn
_artisticiteit_ hem ertoe drong, d.w.z.: die _moest_ uiten wat zijn
_Scheppend Psychologisch Vermogen_ in hem zelf _ontraadseld_ had--die
groote zelfbeluisteraar heeft, van dien zelfden tijd sprekend, het veel
vlijmender gezegd:
Il faut que, _malgre l'education la plus honnete_, j'eusse _un
grand penchant a degenerer_, car cela se fit tres rapidement, _sans
la moindre peine_, et jamais Cesar si precoce ne devint pi
promptement Laridon.[46]
En het is dan ook ongetwijfeld op deze uiting, dat Mevr. Holst
zinspeelt, als zij zegt, dat hij zich in later dagen daarvan pijnlijk
bewust werd.
Ik gewaagde daar van den "genialen zelfbeluisteraar, die waarheid sprak,
als zijn _artisticiteit_ hem daartoe drong." Zeker, ik bedoelde: als dit
niet het geval is, dan.... Want het blijkt wel duidelijk, dat hij
betreffende die drijfveeren, die hij niet als _artist_ in zich-zelf
_ontdekt_, maar die zoo zijn, dat hun aard voor zijn gewone
menschelijkheid klaar open ligt, meestal de waarheid _niet_ zegt. Een
treffend voorbeeld daarvan is alles wat hij beweert omtrent het
te-vondeling-brengen zijner _d
|