komt het hier
voornamelijk aan--even microscopisch als tusschen die twee druppelen
water. _Dat_ proletariersleven ... dan een beetje meer, dan een beetje
minder misere--wij huiveren en van het meerdere en van het mindere; het
blijft voor ons hoogere-standsgevoel een pot viezig nat! En nu begrijpt
ge meteen wel, waarom ik het ontbreken van zekere brillante combinaties
en subtiliteiten een logische eigenschap en dus een deugd van dit werk
noemde--immers dergelijke combinaties en vervlechtingen zouden hier niet
meer of minder dan een soort levens-vervalsching zijn geweest!--zooals
ge tevens begrijpt in hoe hooge mate het een proefsteen voor den
menschschepper en psychologischen doorgronder is, daar het uitteraard
alleen zijn blijvende belangwekkendheid ontleenen kon--gelijk we reeds
gezien hebben--aan de weergave der _individueele psychische_ reacties
naast die van de _psychologie_ der massa, al zal menigeen het zijn
_begonnen_ te lezen uit nieuwsgierigheid--en nog wat!--naar dat hem
onbekende, duister-broeiende leven....--En welk een belangrijkheid bezit
het [p.75] door die weergave! Hoezeer kan het alle intrigue, en wat dies
meer zij, missen!... Een stroom van lichtende menschelijkheid bestraalt
ons en maakt ons tot verklaarden, en nimmer heeft het aanzien der
_verscheidenheid_ mij zulk een _gevoels_-begrip van _eenheid_ geschonken
als het beschouwen der machtige verscheidenheid in dit werk.
Het is het _heerschersbewustzijn_ van den auteur, dat
bestaansmogelijkheid scheppende oorzaak is--gelijk ik reeds aanduidde
--van al het voortreffelijke in dezen arbeid en tevens zelf het
voortreffelijkste kan worden genoemd, zoo als de aarde en het zonlicht
het voortreffelijkste in een tuin van zelfs alleredelste bloemen zijn.
Hoe langer ik dit werk, ook in verband met vroegeren arbeid van
denzelfden auteur, overdenk, hoe duidelijker ik voel, dat hij
vermoedelijk nog nooit iemand in zijn leven ontmoet heeft, of diep in
z'n hart heeft hij zich psychisch diens meerdere geweten. Zijn
subjectieve meerderheidsgevoel, dat hem tevens heerschersnatuur doet
zijn, maakt zijn essentieele grootheid uit. En het doet tot die
grootheid weinig toe of af, of dat subjectieve gevoel al dan niet geheel
met een "objectieve" werkelijkheid overeenkomt.[11] Men zegge niet, dat
het zich-meerdere-gevoelen door den auteur tegenover de "onontwikkelde"
en "laag-staande" menschen van dit boek een zonderlinge grond is [p.76]
voor de conclusie, dat hij zich meer
|