g.
[p.86]--Nei,... det ken ik nie kroppe.... Wet heb ik nou en de
hend!... ke je Annemie niet meir.... Annemie uyt de
Orenjestroat?... nou, die kachel brent ... segge d'r seife stomme
te g'laak!... kaak saan is kaake!... goa ik 'r an?
Plots schoot bezinning bij den matroos terug.
--Nou hep ik je mins!...
--Hou fest ... spotte een uitdraagster met 'r handen op 'r heupen,
de armen als hengsels.
--Annemie van Arie-stront-an-'t-sweepie.... Nou hep ik je ...
f'rdikt ... 'n goeie naam is beter as olie.... die drijft nie
weg....
Met 'n gullen lach sprong hij bij en drukte zwaar haar handen.--
Neeltje lachte tegen den knappen matroos, die er zoo frisch
uitlichtte met zijn blauwe jas, gouden knoopen en witten
braniekraag.
Al de vrouwen verbabbelden nu wat met Teun van den Haarlemmerdijk,
prettig beroerd door z'n volle stem en z'n zeemansgullen
lach.--_Hij lei iets zonnigs open in hun hart, als zomervruchten in
een ziekenkamer_. Het was altemaal open leven, frisch en frank.--
--Het is hier nog desellefde saaite ... verlachtte zwaar z'n stem
weer; ... voor 'n bloote riksdaalder sou ik hier nie weer terug
wille.... De wind komp hier dwars op je af ... je ruikt hier niks
as bakolie ... en fan bove en van beneje hoor je niks as geroep en
gekakel.... Dan lieferst an de Suidsei stijf....
Hij lachte en zijn oogen vonkten van de pret.
Annemie lachte mee en de andere wijven ook.--
Neel verknutterde zich in zijn warme, zangerige stem.--Nog 'n ander
slag man dan haar suffe Stijn.--Maar Annemie voelde haar buurt
bekeven.
--Alleminse ... wet bi jei grausig....
--Ja mins, as 'n roer goed is ken je teuge 'n raauw weertje ... ik
ben d'r lieferst op de oceaan as hier onder de walm.... Nou beste
siele ... ik licht me anker ... ajusies.... Annemie ... de vijf!...
En heeft men ook op het fraaie door mij gecursiveerde beeld gelet? Munt
het niet uit door een prachtige waarachtigheid?--
Ongetwijfeld vormt de beelding van het moederschap van de diep-nobele
_Neel Burk_, die de mogelijkheid van blind-worden trotseert, om haar
kind te kunnen zoogen, en haar eindelijke, door een eigenaardige--met
diep mystisch begrip [p.87] door den auteur doorvoelde--zekerheid in
haar-zelf voorzegde, triomf, een van de meest lichtende gedeelten van
het boek, maar toch: groote
|