ologischen arbeid, in het volgend
hoofdstuk. Zoodoende zal, hoop ik, de bestrijder-in-mij der
marxistisch-aesthetische theorie en der daaruit voortvloeiende
meeningen, den literairen criticus niet interrompeeren, wanneer deze nu
zal pogen zijne groote bewondering en luttele bedenkingen zuiver uit te
spreken, en anderzijds de literaire criticus, tevreden, dat hij die
bewondering heeft kunnen uiten, zijn tweelingbroer, den bestrijder, niet
remmend beinvloeden. Zeker, het had kunnen gebeuren, dat de literaire
criticus tevens die bestrijder had moeten zijn, in het geval namelijk,
dat _door den socialistisch-aesthetischen invloed_ werk en subjectieve
waarheid elkaar niet zouden hebben gedekt. Dat is hier echter niet,
althans niet bewijsbaar, het geval. _Onweerlegbaar aan te toonen_, dat
er eenige waarheid aanwezig was in de schrijfster, welke het Hooger
Bewustzijn niet kon uiten, ten gevolge van dien invloed of eene der
reeds vroeger genoemde oorzaken, is m.i. niet mogelijk.
* * * * *
Dit werk dan, allereerst voortreffelijk en van een zoete bekoring door
het statig ruischen van den diepen psychischen ondertoon der
schrijfster, die alle fijnere modulaties in de hoogste mate natuurlijk
en ongedwongen uit zich laat opwellen--dit boek opent met een zeer
eenvoudige en nog schetsmatige uiteenzetting van den kerkelijken,
economischen en politieken toestand der stad Geneve ten tijde dat
Rousseau daar werd geboren. Maar in die uiteenzetting leeft al iets van
de omglorieing der dingen door den dichtergeest, en reeds op het einde
dier weinige bladzijden bloeit die diepe [p.135] aandoening open, welke
zich van dan af, nacht of dag der kunstenaarsziel mogen over het werk
heerschen, niet meer sluiten zal: Een avondplein in Geneve. Bij het
uitschietend en weer krimpend tooverlicht van rood-gouden flambouwen,
hebben de burgerwachten van het vrij en democratisch gemeenebest hun
gemeenschappelijk avondmaal genoten. Een rijke vreugd rijst hoog in de
harten, de vreugd van als broeders samen te zijn; vrouwen en kinderen
komen hun deel van het feestgeluk halen en mengen zich onder de groepen.
... Er wordt een reidans gedanst en liederen gezongen ... O, de
beschrijving van dit tafereel is in haar soberte zoo voortreffelijk; de
psychische onderstroom voert zoo zonder inspanning die visioenen voor
mijn oogen.... Maar deze deinzen nu, er is een open ruimte, en zie nu,
zie ...er komen woorden als voorzichtige en zegen
|