re lafenis in eigen lijf bewaard, voert zij,
niets vragend, alles dragend, den mensch naar het Doel.
* * * * *
Men verwachte dus van mij, nu ik ter toetsing van Mevr. Holst's
meeningen omtrent Rousseau en Therese Le Vasseur, veel, in dit
hoofdstuk, van die beiden zal moeten spreken, [p.148] geen op een
afstand blijvenden eerbied, maar liefde tot hun menschelijkheid, liefde
tot de waarheid. Want daar ik er op zal moeten wijzen, dat zoowel in
haar critische als psychologisch-biographische beschouwingen vele het
essentieele rakende dwalingen--voornamelijk onder den
historisch-materialistisch-aesthetischen invloed--binnengeslopen zijn,
voel ik het als een plicht en deel van mijn taak, wat ik als de waarheid
voel en vaak objectief zal kunnen aantoonen die te zijn, vreesloos
daartegenover te stellen.
"C'est le pardon a cause de la gloire." O, het is schoon gezegd, de
wereld applaudisseert. Maar beter deed die wereld met te begrijpen, dat
wij, zelf geringen, nu eenmaal niets te vergeven, niet te vonnissen,
maar alleen _alles_, voor zoover we dat dan kunnen, te onderzoeken, te
doorvoelen en te begrijpen hebben.--
Wenden we ons nu allereerst tot Mevr. Holst's meer _critische_
beschouwingen:
Dat de gevoelens en voorstellingen waarin zij (de Fransche
revolutionnairen, v.C.) leefden, uitgingen boven den inhoud van hun
leven, van hun werkelijken strijd, dat de schijn, de vorm,
heroischer was dan het wezen van dien strijd, openbaart zich in de
uitingen der revolutionnaire periode. In haar gezwollen taal, haar
somtijds als valsch aandoend pathos, haar smakelooze liefde voor
het theatrale; en ook in haar overdreven, huilerige gevoeligheid,
die niet anders is dan de keerzij der geforceerd-heroische spanning
van het gevoel.
Dit noodlot der revolutionnairen van 1789--92, was ook het noodlot
van Rousseau en andere burgerlijke dichters, wier inspiratie, als
bijv. bij Byron en Schiller, gelijk de zijne ontsprong uit hun
liefde voor de burgerlijke vrijheidsidealen, en wier werken den
strijd der bourgeoisie tegen de absolutistisch-feudale orde vierden
en verheerlijkten. Ook zij vervallen soms _in hol pathos,
opgeschroefde gezwollenheid, soms in weee laffe sentimentaliteit._
Hun _gevoel was oprecht_, evenals dat der revolutionnairen, _hun
geestdrift was echt, zij geloofden van ganscher harte aan de
idealen
|