dergeboren te
worden: dichter's smart maakt duizenden blij van bevende zaligheid.
Hoe zuiver en diep-gegrift is met een trek in die paar door mij
gecursiveerde woorden, het werken der Onbewustheid aangegeven. Hoe wordt
door dat eene beeld van de gaal den lezer fel de psychische oorzaak der
Nouvelle Heloise duidelijk: zooals de gaal zingt uit liefdesdrang zoo
schreef Rousseau dit boek. Maar bijzonder dankbaar ben ik der
schrijfster voor die erkenning, dat "dichter's smart duizenden blij
maakt van bevende zaligheid." Want deze uitspraak wint nog aan
beteekenis, wanneer zij bijv. lyrische poezie betreft, waarin een
dichter zijn smart-zelf heeft afgebeeld. En dus blijkt Mevr. Holst
_hier_ wel duidelijk en diep te doorvoelen, dat de _kunstuitbeelding_
van een sentiment zelfs precies het _tegenovergestelde_ sentiment in den
beschouwer der uitbeelding kan wakker roepen, en _anders_ dan het in 't
leven _buiten de kunst_ gebeurt; daar zou smart wel aanleiding tot genot
kunnen geven, maar tot _wreedheidsgenot_, hier wekt het iets goddelijks
in den genietenden mensch: een blijdschap van "_bevende zaligheid_"! A
bon entendeur demi-mot suffit. En overigens--de literaire criticus mag
zich toch wel even zoover vergeten, dat hij hier naar het werk van zijn
tweelingbroer _verwijst_--zie het eerste hoofdstuk [p.144] dezer studie:
daar staan de heele woorden! Maar zoo gij meent, dat hij dit zelfs niet
had mogen doen--welnu: het is een goed gebruik iemand dergelijke
kleinigheden bij het afscheid-nemen te vergeven, en de
literaire-criticus-in-deze-studie neemt hier afscheid. Eerlijk gezegd:
ik meen te weten, dat hij daar blij om is. En geen wonder: gewend altijd
zelfstandig te werken, ziet hij hier zijn arbeid als een bijkomstig
onderdeel van een andersoortig geheel beschouwd, werkte hij hier onder
toezicht en onder zekeren druk. Zoo ben ik er, bijvoorbeeld, zeker van,
dat het niet zijn meening weergaf, toen ik zei, dat niet _hij_ hier den
schadelijken socialistisch-aesthetischen invloed kon aantoonen en
bestrijden, omdat het geval, waarin hij dat had kunnen doen, nml.: dat
door dien invloed "subjectieve waarheid en werk elkaar niet dekken,"
hier niet aanwezig was. Hij meende dat wel degelijk hier en daar te
kunnen aantoonen. Hij geloofde zeker, dat de zeer tendentieuse lagere
persoonlijkheid der schrijfster op eenige plaatsen, onwillens
natuurlijk, de uiting der subjectieve waarheid door het Hooger
Bewustzijn verminkt had. En hij gel
|