uwen is_, zoo voor den dag
komt, als juist in de Grieksche, en dat door datzelfde
algemeen-menschelijke, dat nergens zoo evident is als daar, de
Grieksche literatuur reeds 3000 jaar vereerders en bewonderaars
onder alle andere volken heeft gevonden. Om bij de Antigone te
blijven, Antigone is een vrouw, niet alleen van een speciaal volk
van 2500 jaar geleden, maar een vrouw zooals men ze tegenwoordig
ook nog heeft--_die handelt en zich uit, zooals een levende
superieure vrouw in overeenkomende omstandigheden ook thans nog zal
kunnen en moeten spreken en doen._[10]
Welnu, een klein citaat uit Gorters bestrijding zal, geloof ik,
voldoende zijn, om de onhoudbaarheid der door Kloos verdedigde theorie
aan te toonen:
[p.113] Het eeuwig menschelijke is een abstract begrip dat alleen
in het verstand voorkomt.
Dit eeuwig menschelijke, als men het in zijn geheel nagaat, en het
niet, zooals Kloos doet, slechts als frase gebruikt, blijkt
allersimpelst, allerkaalst, allerdorst en zoo kunsteloos als de
beginselen der rekenkunde te zijn, zoo kaal, simpel, dor en
kunsteloos, dat er nooit een kunst van gemaakt zou kunnen
worden....[11]
Wij zelve hebben boven gezegd, dat de drie groote onbewuste driften
tot zelfbehoud, voortplanting en maatschappelijk zijn
eeuwig-menschelijke driften zijn. Maar wie zou van deze dorre
waarheid, van dit, juist door zijn _algemeene eeuwige_
menschelijkheid beweginglooze leven, van dezen "onsterfelijken
dood" kunst kunnen maken?....[12]
In de telkens veranderende omstandigheden, in de andere
verhoudingen, waarin de menschen in de geschiedenis tot elkaar
komen, veranderen hun gedachten, woorden en daden. Die, door een
groot dichter voorgesteld, doen ons ontroeren. Het is niet de
platte algemeenheid, het algemeen menschelijke in zijn eeuwigheid,
dat ons ontroert, maar het gewijzigde, het speciale, het bijzonder
menschelijke.[13]
Er is dus in deze beschouwingen geenszins ontkend, dat er een
eeuwig of algemeen menschelijks zou bestaan. Er is slechts beweerd
en bewezen, dat het een abstractie is, op alles wat menschelijk is,
toepasselijk, en dus, als kunstbeginsel, waardeloos en
onbruikbaar.[14]
Gorter betoogt dus, dat het niet van de algemeene menschelijkheid, de
onveranderlijke, is waarvan kunst gemaakt is en wordt, maar va
|