ijden en tegelijkertijd warm bewonderen,
groot vinden en liefhebben kan.
* * * * *
NOTEN:
[1] Voor de eerste maal gepubliceerd in _De Gids_, 1913--'14.
[2] De Nieuwe Tijd, 1906, blz. 500.
[3] Den burgerlijken kunstenaar.
[4] De Nieuwe Tijd, 1906, blz. 500.
[5] De Nieuwe Tijd, 1906, blz. 500.
[6] Waarom dit zoo is wordt later in dit opstel verklaard.
[7] Of de schrijver met het beelden dier anti-socialistische gezindheden
en personen een pro-socialistische "tendenz" had, doet _thans_
natuurlijk niet ter zake. En trouwens bij Querido is behalve in
"Levensgang" ook van zulk een tendenz geen sprake.
[8] De Nieuwe Tijd, 1906, blz. 505.
[9] Dit alles wil natuurlijk volstrekt niet zeggen, dat kunst geen
zedelijken invloed op den aanschouwer uitoefent! Integendeel: _alle_
kunst, ook de "onzedelijke," heeft, indien zij _als kunst_ wordt
genoten, een hoog-zedelijken invloed. Zij kweekt altruisme: _De verrukte
aanschouwer heeft de vermogens van den door hem bewonderden kunstenaar
lief, en vergeet_, zij 't voor korten tijd, _zich-zelf voor hem en zijn
werk_.
[10] Ik citeer uit De Nieuwe Tijd, 1909. blz. 16. Het is daar
overgenomen uit Nieuwe Litt. Gesch. III blz. 44.
[11] De Nieuwe Tijd, 1909, blz. 17--18.
[12] Ibid. blz. 18.
[13] Ibid. blz. 22.
[14] Ibid. blz. 31.
[15] De Nieuwe Tijd, 1909. blz. 27.
[16] Algem. Hbl., 9 januari 1913.--De schrijver voegt er nog, m. i. zeer
terecht, aan toe: "Het is een gevolg van propagandistischen ijver."--
[17] Deze cursiveering is van mij.
[18] De Nieuwe Tijd, 1909.
[19] Cursiveering van mij.
[20] De Nieuwe Tijd, 1906, blz. 492.
[21] ibid.
[22] ibid.
[23] Onder die rubriek valt zeker: Henri Hartog's _prachtig_ "Sjofelen";
veel uitmuntend werk van Coenen; ongetwijfeld veel werk van Van Deyssel
en, last not least, menig stuk van Van Looy!
[24] Schetsen en Critische Opstellen, blz. 161--163.
[25] L. van Deyssel, derde bundel Verzamelde Opstellen, blz. 61 e.v.
(Over Gorter's Sensitivistische Verzen). De puntjes wijzen aan, waar ik
hier niet ter zake doende gedeelten uit den tekst heb gelicht.
Cursiveering van mij.
[26] De Nieuwe Tijd, 1908, blz. 408, e.v.
[27] De Nieuwe Tijd, 1906, blz. 13.
[28] De Nieuwe Tijd, 1908, blz. 369, e.v.--Cursiveering van mij.
[29] Er is overigens, in dat tusschenzinnetje "_daar In de poezie de
daad geldt, niet de aanleg_," nog een van die typische denk-fouten welke
|