ende top op den donkeren berg van geen ander graniet dan
de berg-zelf is, dat dit hel-lichtende veld midden de naar den donkeren
einder wegduisterende avondlanden geen ander land dan deze is, maar dat
het 't stralende licht is dat _voor ons_ zoowel dien bergtop als dit
veld iets anders doet zijn; dat het dit doorlichtende licht is, dat dit
boek, zoo een met het al-leven, _voor ons_ toch nog iets anders dan dat
al-leven doet zijn, want ons nu _doorvoeld, verklaard_ leven is
geworden.
Men zal hier van mij geen detailleerend expose van den inhoud verlangen.
Niet alleen, dat dit bij een werk, dat in een week tijds, zijn tweeden
druk en vijfde duizendtal bereikt en dus wel verondersteld mag worden,
in de handen aller ontwikkelden te komen, wel een weinig overbodig
heeten mag, maar het heeft ook nauwelijks zin bij een epos van de
_massa_ als dit, al is het tevens--en dit is een zijner schoonste
triomfen!--een epos van de _individuen_, die de massa samenstellen. Want
het maatschappelijk leven der massa, die men gewoon is ter
onderscheiding van burgerij en hoogere standen, het "volk" te noemen,
verschilt hierin van dat dier burgerij en hoogere standen, dat het voor
alle individuen in hoofdzaak vrijwel gelijk is. Jenever, krotten,
ontbering en uitbuiting, ziehier het maatschappelijk beeld in ruwe
trekken, van dat levensgeheel. En zoodra ge dit [p.74] kent, begrijpt
ge, dat binnen de grenzen daarvan nagenoeg geen ruimte voor
uitzonderlijke maatschappelijke stijgingen of dalingen van individuen
is, geen ruimte ook voor "zaken," intrigues en sociale avontuurlijkheden,
die gij het naproeven waard zoudt kunnen vinden. Met andere woorden: het
verhaal van de levensomstandigheden eens ministers, eens bankiers kan
zeer wel van een uiterste belangrijkheid zijn, ook al kent gij de
levensomstandigheden van twintig andere ministers en bankiers en ook al
_onthoudt het verhaal u alle wetenschap van de psychische reacties van
dien minister of bankier op zijn levensomstandigheden_, maar zoodra ge
de levensomstandigheden van een _Jordaner_ kent, kan alleen de
benieuwdheid naar de _individueele_ psychische reacties u bewegen, ook
van de, immers _niet-individueele_, levensomstandigheden van een tweeden
_Jordaner_ kennis te nemen. Want--ik herhaal het--de
_levensomstandigheden-zelf_ van den tweeden lijken, als twee druppels
water op elkaar, op die des eersten, en al zal er ongetwijfeld verschil
bestaan, dat verschil is in ons _oog_--en op _ons_ oog
|