ijner zonen door moordenaarshanden zien slachten, en
millioenen zijner kinderen verliezen in de corrompeerende verlokkingen
der vreemde maatschappijen; het kan neergeslagen, verjaagd, geminacht,
bespot en bespogen worden; dat alles deert zijn kernwezen niet, ja het
lijkt wel of het trotsche woord van zijn God voor hem-zelf was
geschreven: "Zij kunnen mij vertragen noch verhaasten": onverzettelijk
blijft het streven naar het vitale doel. Die stroom van menschelijke
energie, hij holt langzaam maar onvermoeid,--zoo klaar zie ik geen
ander beeld--den rots der weerstreving uit. Om zich sterk tot dien
arbeid te maken en de geweldig aandonderende stuwkracht zijner golven te
behouden, stroomt hij een langen, langen weg door vele wereldrijken. En
hij heeft dan ook vele der schepen aangevoerd, die den volkeren het
voedzaamst koren, de geurigste specerij en de stralendste kostbaarheden
brachten.... Maar ook altijd door blijft het zijn bestemming, als
tartend, door zijne kracht- en glanzingen-zelf te vragen: Wordt een
wereldstroom verontreinigd, doordat er drek in wordt uitgestort?... Kan
men hem afdammen en versmoren, zonder dat de dam vergruizeld wordt?...
Kan men hem berooven van de zon-beglinstering, of hem afdekken opdat de
regen, hem verrijkend, zich niet met hem vereene?... Kan men een volk of
zelfs een enkeling afhouden van zijn vitale doel?... Zou men voor eeuwig
het heerschersbewustzijn kunnen dooden in iets wat leeft, en dat toch
omdat het leeft, tot het bereiken van het goddelijk- en heerscher-zijn
blijkt bestemd?...--Tot hij na de schemer-duistere seizoenen weer lente
en zomer gemoet en de stralen der Scheppende Natuur zijn kracht en zijn
glanzingen niet langer een tartende vraag laten zijn, maar tot een
openfonkelend antwoord doen opschitteren.... Dit boek van Querido is
zulk een antwoord.
In een scheppingsdrift, en meer ontbloot van alle bijoogmerken en
bewuste tendenzen, dan sommige Zolaistische [p.71] werken; naakter van
romantiek en brillante combinaties in de compositie of geestige
subtiliteitjes in de dialoog--men achte dit een fout dan wel een deugd,
ik vermeld het hier als een natuurlijke, dat is dus logische eigenschap
van het werk, en dus een deugd--dan de Balzac niet alleen, maar zelfs
dan Zola, is dit boek een geweldige visie van het volksleven, in
koortsende opwenteling en afdeinzing naar en van een onbegrepen doel, in
de koude en de hitte, in het leed en de vreugde der aan- en weg-rollende
dagen, zonder
|