n begrijpe mij wel: ik beweerde niet dat Heine's figuur ook in dit
boek enorm blijkt, omdat ik dergelijke speelsche geestigheden als de
hier geciteerde bij tientallen er in vind, neen, ik beweerde het, omdat
hij, _lijdend aan tabes dorsalis, en gedurende een zevental jaren
slechts eenmaal zijn kamer voor het balcon verlaten hebbend_, ze kon
zeggen! Want Multatuli vergiste zich, toen hij de Gnomen, die een mensch
uitkleeden tot op het bloote lijf, tot hij niets meer is dan hij _is_,
onder den grond meende te wonen, zij leven _daarboven_: zij heeten:
_eenzaamheid, ziekte, gedwongen lediggang_!
[BONN: EEN BONTE VLUCHT VAN VERZEN.]
In 't algemeen zou het een studie overwaard zijn, eens na
[p.67] te gaan, in welk een sterke mate Heine de moderne dichters en
vooral die van joodschen stam beinvloed heeft en nog ten huidigen dage
beinvloedt. Voor Nederland echter zou het resultaat vrij pover zijn. Om
ons nu tot de joodsche auteurs te bepalen, lijkt mij _Josef Cohen_ wel
de eenige, die aan het vervaardigen van Heiniaantjes doet, of deed; _van
Collem_ is daar ongetwijfeld, blijkens zijn zeer raak typeerende
wrang-joodsche schertsdichtjes te oorspronkelijk voor; _de Haan_ veel te
zwaar, te onspeels-ernstig en vooral in zijn stijl-natuur te
van-Deysseliaansch-afgemeten en niet-uit-de-plooi-komend. En de Haan
heeft waarlijk ook wel iets beters te doen, dan een ander bewust na te
volgen. Zijn joodsche _Liederen_, in _De Gids_ van 1910 verschenen, zijn
van een zeldzame voortreffelijkheid. Het zijn juweeltjes van stemming en
zich-in-liefde-herinneren. Het zijn verzen-met-geloken-oogen, in een
diep-innerlijken droom verzonken en er zich niet van bewust dat hun
droom uitspreken, en gehoord worden buiten zich. Het aan _Het Joodsch
Nationaalfonds_ gewijde gedicht in _De Beweging_ van deze maand lijkt
mij niet zoo uitmuntend. Het is dunkt mij te onvrij van min of meer
cerebrale, bedachte, alledaagsche motieven van nationalen trots en
Zionistische toekomsthoop, _die niet in de dichterlijke conceptie en
uiting verbijzonderd en verindividualiseerd zijn_. Is deze, mijns
inziens beste onder de joodsch nederlandsche dichters, tegelijkertijd 't
innigst joodsch-gevoelig, _Bonn_, wiens bundel _Een Bonte Vlucht van
Verzen_ hier voor mij ligt, lijkt mij heelemaal geen Jood meer, maar op
end' op een hollandsch-socialistisch dichter uit, het zij zonder zweem
van geringschatting gezegd, de Nieuwe-Tijd-kweekerij, d.w.z. wat een
groot deel van zijn onde
|