gt zoo veel geloof van
u te eischen, en toch zult gij weder op mijn woord moeten aannemen, dat
het nergens moeijelijker valt met een klein fonds zaken te beginnen, dan
in eene der koopsteden van ons vaderland,--dat men aan geen beurs, om
een' technieken term te bezigen, "meer op de tand wordt gevoeld," dan
aan de Amsterdamsche. Ware dit zoo niet, welligt had ik nooit uw geduld
door dit opstel op de proef gesteld; welligt kende onze taal den
smadelijken uitroep niet, aan het hoofd dezer bladen geplaatst. "'t Is
maar een pennelikker!" geldt minder dan veertien-, vijftienjarigen borst
die zich te goed doet op de zaken van zijn patroon, dan den
kantoorbediende van dertig of vijf en dertig jaren, die, trots zijn'
rooden hoed en kalen jas, aanspraak maakt door de heffe des volks
"mijnheer" te worden genoemd. "Foei, van den ziekelijken trots!" wilt ge
uitroepen; of ik u bewegen kon te zeggen: "De arme afhankelijke!" Vergun
mij den toestand andermaal in beelden te brengen, het zal de scherpste
toets van de billijkheid mijns verlangens zijn. Mogt die schets mijner
voorstelling tevens vrijwaren voor al te eenzijdige opvatting! Vreese en
de Braeuw kunnen misduid worden tot een beweren, dat kantoorbedienden
zelden trouwen, dat reizen in den vreemde onze jongelui bederft. Behoef
ik te verzekeren, dat ik noch het eene, noch het andere bedoelde? dat ik
slechts wilde afschaduwen, hoe de verloochening van zelfgevoel, waarvan
wij in Rivers eene proeve zagen, maar de eerste stap is tot nog zwaarder
ontberingen--Vreese--tenzij de natuur zich door uitspattingen wreke, als
in den verbasterden de Braeuw.
Onze schilders bezitten een eigenaardig talent voor het huiselijke. Ik
heb het hun zelden zoo zeer benijd als in dit oogenblik; want ik moet u
een klein vertrek binnen leiden, zoo klein, dat gij het met een' enkelen
oogopslag kunt overzien. Gelukkig dat het avond is, dat er een tinnen
kapje werd gezet op de kleine lamp die in het midden der kamer op tafel
staat--anders gaf ik dadelijk den wedstrijd met hen op. Maar schort het
geheel aan mijn gebrek aan talent? Staar eens een oogenblik in die
graauwe schemering, buiten den kring des lichts, rond, en ge zult
begrijpen, waarom de heeren van het penseel zoo ongaarne hedendaagsche
binnenhuizen schilderen, waarom zij bij voorkeur de stoffaadje der
zeventiende eeuw kiezen. Of zou het u invallen den weerzin, welken hun
dit vertrek zeker inboezemde, toe te schrijven aan de menigte der
voorwerpen, wel
|