oog van den meester...."
"Dus, achter het berkenboschje zijn ze aan het zaaien? Daar wil
ik ook eens naar gaan zien," zeide Lewin en besteeg den kleinen
isabelkleurigen kolzik, dien de koetsier hem bracht.
"Door de beek komt u niet," riep deze hem toe.
"Nu, dan door het bosch."
En in flinken draf reed Lewin op het goede, vurige paardje door het
slijk van den hof de poort uit en het veld in.
Toen Lewin tegen den middag naar huis terug keerde en door de beek
reed, waarin het water al weer gezakt was, deed hij twee wilde eenden
opschrikken.
"Er moeten daar ook al houtsnippen zijn," dacht hij en bij een bocht
van den weg trof hij den boschwachter, die zijn vermoeden bevestigde.
XII.
Toen Lewin in de beste stemming zijn woning naderde, hoorde hij een
slede met schelletjes van den straatweg komen.
"He, daar komt iemand van den trein," dacht hij. "Om dezen tijd komt
de Moskouer trein aan.... Wie kan dat zijn?" Hij gaf zijn paard de
sporen en toen hij uit de acaciaboschjes van den tuin te voorschijn
trad, zag hij een met drie paarden bespannen voertuig, waarin een in
zijn pels gewikkeld heer zat, den straatweg afkomen.
"Ha! dat is een aangename gast, daar ben ik mede in mijn schik!" riep
hij uit, toen hij Stipan Arkadiewitsch herkende. "Nu zal ik ook stellig
vernemen, wanneer zij getrouwd is of trouwen zal," dacht hij. En op
dezen heerlijken lentedag veroorzaakte de herinnering aan haar hem
in het geheel geen smart.
"Nu had je me toch in het geheel niet verwacht, niet waar?" vroeg
Stipan en steeg uit de slede met een modderspatje op de wang en
boven de wenkbrauwen, maar overigens met een glans van frischheid en
genoegen op het gelaat. "In de eerste plaats brandde ik van verlangen
je eens weer te zien," sprak hij, en omhelsde Lewin; "ten tweede zou
ik wel eens met je willen jagen, en ten derde wil ik het bosch te
Egorschewo verkoopen."
"Nu, dat is heerlijk! Wat zeg je van zulk een lentedag? Hoe ben je
er nog met je slede doorgekomen?"
"Met het rijtuig zou het nog slechter gegaan zijn, Constantin
Dimitritsch," antwoordde de hem bekende koetsier.
Lewin bracht zijn gast naar de logeerkamer, waar de elegante bagage
van Stiwa, een reistasch, buks en sigarenkist, reeds gebracht waren en
terwijl hij hem alleen liet om zich te wasschen en te verkleeden, ging
hij zelf naar zijn kantoor om bestellingen voor zijn landbouwbedrijf
te doen, volgens de plannen, die hij zich onder het naar huis rijden
ge
|