FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143  
144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   >>   >|  
verwonder mij thans, dat ik mij dat vroeger zoo zeer kon aantrekken. Zoo zal het ook met dit verdriet gaan. Er zal ook een tijd komen, dat ik er even onverschillig aan denk." Doch drie maanden waren verloopen en nog was hij er niet onverschillig onder geworden; de herinnering deed hem nog even pijnlijk aan als in de eerste dagen, ofschoon tijd en arbeid het hunne gedaan hadden. Op die groote herinnering hoopte zich al meer en meer kleine en toch zoo belangrijke gebeurtenissen uit het landleven en bedekten haar langzamerhand. Met elke nieuwe week dacht hij minder aan Kitty en verwachtte ongeduldig de bekendmaking van haar huwelijk, die hem, hoopte hij, even volkomen zou genezen, alsof hij zich een tand liet trekken. Intusschen was de lente gekomen, een zeldzaam schoone, zachte lente, waarin plant en dier en mensch zich verheugden. In de laatste vastenweek was het nog helder vriezend weer geweest. Des daags dooide het in de zon, des nachts daalde de thermometer tot zeven graad. Op den eersten Paaschdag lag er nog sneeuw. Plotseling, op den tweeden Paaschdag, kwam er een warme wind, wolken stapelden zich opeen, en drie dagen en nachten stroomde onverpoosd een zachte regen neder. Donderdags ging de wind liggen en er verbreide zich een dichte, grauwe nevel. De wateren werden ontboeid, het ijs brak en barstte, schuimende, troebele waterstroomen zochten overal uitwegen; toen week de nevel, de wolken verstoven in kleine vlokken, het werd helder en de lente hield haar intocht. De heldere morgenzon deed spoedig het dunne ijs dat zich 's nachts op de poelen en plassen gevormd had, smelten, en de lucht trilde van de opstijgende uitwaseming der verjongde aarde. De dorre weiden werden groen, het jonge gras schoot als naalden omhoog, de knoppen der vlierboomen, der St. Jansbessen en der geurige berken zwollen, en op de met gele bloemen bestrooide weide gonsden de bijenzwermen. Nabij het fluweelachtig groen der graanvelden hoorde men den onzichtbaren leeuwerik, het schreeuwen van den kievit boven de met troebel water gevulde greppels en moerassen, en hoog in de lucht jubelden de kraanvogels de lente te gemoet. Weldra loeide ook het vee in de weide, krompootige lammeren speelden om hunne blatende moeders en de bloote voeten der dorpskinderen gingen over de natte paadjes door de velden, van de overzijde der beek klonken vroolijke stemmen der huismoeders, die haar linnengoed bleekten, en van de hoeven de slagen der aksten van de boer
PREV.   NEXT  
|<   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143  
144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   >>   >|  



Top keywords:

wolken

 
kleine
 

helder

 

zachte

 

nachts

 

Paaschdag

 
hoopte
 
werden
 

onverschillig

 

herinnering


schoot

 

zochten

 

weiden

 

knoppen

 

waterstroomen

 
berken
 

zwollen

 
troebele
 

geurige

 

Jansbessen


omhoog

 

verjongde

 

vlierboomen

 
naalden
 

opstijgende

 

vlokken

 

verstoven

 

spoedig

 
intocht
 

heldere


morgenzon

 

poelen

 
smelten
 

overal

 

trilde

 

uitwaseming

 
gevormd
 
plassen
 

uitwegen

 

verwonder


hoorde
 

gingen

 

dorpskinderen

 

paadjes

 

voeten

 

bloote

 

speelden

 
lammeren
 

blatende

 
moeders